Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. uit elkaar houden:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uit elkaar houden (Niederländisch) ins Deutsch

uit elkaar houden:

uit elkaar houden Verb (houd uit elkaar, houdt uit elkaar, hield uit elkaar, hielden uit elkaar, uit elkaar gehouden)

  1. uit elkaar houden (onderscheiden; uiteenhouden)
    unterscheiden; auseinanderhalten
    • unterscheiden Verb (unterscheide, unterscheidest, unterscheidet, unterschied, unterschiedet, unterschieden)
    • auseinanderhalten Verb (halte auseinander, hältst auseinander, hält auseinander, hielt auseinander, hieltet auseinander, auseinandergehalten)

Konjugationen für uit elkaar houden:

o.t.t.
  1. houd uit elkaar
  2. houdt uit elkaar
  3. houdt uit elkaar
  4. houden uit elkaar
  5. houden uit elkaar
  6. houden uit elkaar
o.v.t.
  1. hield uit elkaar
  2. hield uit elkaar
  3. hield uit elkaar
  4. hielden uit elkaar
  5. hielden uit elkaar
  6. hielden uit elkaar
v.t.t.
  1. heb uit elkaar gehouden
  2. hebt uit elkaar gehouden
  3. heeft uit elkaar gehouden
  4. hebben uit elkaar gehouden
  5. hebben uit elkaar gehouden
  6. hebben uit elkaar gehouden
v.v.t.
  1. had uit elkaar gehouden
  2. had uit elkaar gehouden
  3. had uit elkaar gehouden
  4. hadden uit elkaar gehouden
  5. hadden uit elkaar gehouden
  6. hadden uit elkaar gehouden
o.t.t.t.
  1. zal uit elkaar houden
  2. zult uit elkaar houden
  3. zal uit elkaar houden
  4. zullen uit elkaar houden
  5. zullen uit elkaar houden
  6. zullen uit elkaar houden
o.v.t.t.
  1. zou uit elkaar houden
  2. zou uit elkaar houden
  3. zou uit elkaar houden
  4. zouden uit elkaar houden
  5. zouden uit elkaar houden
  6. zouden uit elkaar houden
en verder
  1. ben uit elkaar gehouden
  2. bent uit elkaar gehouden
  3. is uit elkaar gehouden
  4. zijn uit elkaar gehouden
  5. zijn uit elkaar gehouden
  6. zijn uit elkaar gehouden
diversen
  1. houd uit elkaar!
  2. houdt uit elkaar!
  3. uit elkaar gehouden
  4. uit elkaar houdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uit elkaar houden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
auseinanderhalten onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden een ereteken geven; onderscheid maken; onderscheiden; van elkaar onderscheiden
unterscheiden onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden decoreren; een onderscheidingsteken geven; onderscheid maken; onderscheiden; ridderen; van elkaar onderscheiden

Verwandte Übersetzungen für uit elkaar houden