Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. politoeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für politoeren (Niederländisch) ins Deutsch

politoeren:

politoeren Verb (politoer, politoert, politoerde, politoerden, gepolitoerd)

  1. politoeren
    polieren
    • polieren Verb (poliere, polierst, poliert, polierte, poliertet, poliert)

Konjugationen für politoeren:

o.t.t.
  1. politoer
  2. politoert
  3. politoert
  4. politoeren
  5. politoeren
  6. politoeren
o.v.t.
  1. politoerde
  2. politoerde
  3. politoerde
  4. politoerden
  5. politoerden
  6. politoerden
v.t.t.
  1. heb gepolitoerd
  2. hebt gepolitoerd
  3. heeft gepolitoerd
  4. hebben gepolitoerd
  5. hebben gepolitoerd
  6. hebben gepolitoerd
v.v.t.
  1. had gepolitoerd
  2. had gepolitoerd
  3. had gepolitoerd
  4. hadden gepolitoerd
  5. hadden gepolitoerd
  6. hadden gepolitoerd
o.t.t.t.
  1. zal politoeren
  2. zult politoeren
  3. zal politoeren
  4. zullen politoeren
  5. zullen politoeren
  6. zullen politoeren
o.v.t.t.
  1. zou politoeren
  2. zou politoeren
  3. zou politoeren
  4. zouden politoeren
  5. zouden politoeren
  6. zouden politoeren
en verder
  1. is gepolitoerd
  2. zijn gepolitoerd
diversen
  1. politoer!
  2. politoert!
  3. gepolitoerd
  4. politoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für politoeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
polieren politoeren effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; polijsten; wrijven