Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opgepoetst:
  2. oppoetsen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opgepoetst (Niederländisch) ins Deutsch

opgepoetst:


oppoetsen:

oppoetsen Verb (poets op, poetst op, poetste op, poetsten op, opgepoetst)

  1. oppoetsen (opblinken; wrijven; poetsen; opwrijven)
    aufputzen; polieren; aufpolieren
    • aufputzen Verb (putze auf, putzt auf, putzte auf, putztet auf, aufgeputzt)
    • polieren Verb (poliere, polierst, poliert, polierte, poliertet, poliert)
    • aufpolieren Verb (poliere auf, polierst auf, poliert auf, polierte auf, poliertet auf, aufpoliert)

Konjugationen für oppoetsen:

o.t.t.
  1. poets op
  2. poetst op
  3. poetst op
  4. poetsen op
  5. poetsen op
  6. poetsen op
o.v.t.
  1. poetste op
  2. poetste op
  3. poetste op
  4. poetsten op
  5. poetsten op
  6. poetsten op
v.t.t.
  1. heb opgepoetst
  2. hebt opgepoetst
  3. heeft opgepoetst
  4. hebben opgepoetst
  5. hebben opgepoetst
  6. hebben opgepoetst
v.v.t.
  1. had opgepoetst
  2. had opgepoetst
  3. had opgepoetst
  4. hadden opgepoetst
  5. hadden opgepoetst
  6. hadden opgepoetst
o.t.t.t.
  1. zal oppoetsen
  2. zult oppoetsen
  3. zal oppoetsen
  4. zullen oppoetsen
  5. zullen oppoetsen
  6. zullen oppoetsen
o.v.t.t.
  1. zou oppoetsen
  2. zou oppoetsen
  3. zou oppoetsen
  4. zouden oppoetsen
  5. zouden oppoetsen
  6. zouden oppoetsen
en verder
  1. ben opgepoetst
  2. bent opgepoetst
  3. is opgepoetst
  4. zijn opgepoetst
  5. zijn opgepoetst
  6. zijn opgepoetst
diversen
  1. poets op!
  2. poetst op!
  3. opgepoetst
  4. oppoetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für oppoetsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufpolieren opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven aandrijven; aansporen; gladmaken; gladwrijven; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; opvijzelen; opwekken; polijsten; prikkelen; stimuleren; tooien; verfraaien; verluchten; zich mooi maken
aufputzen opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven opdirken; opdoffen; opschikken; opsieren; opsmukken; optooien; optuigen; optutten; tooien; uitdossen; verfraaien; verluchten; zich mooi maken; zich uitdossen; zich uitmonsteren
polieren opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren

Wiktionary Übersetzungen für oppoetsen:


Cross Translation:
FromToVia
oppoetsen polieren polish — make a surface smooth or shiny