Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. meeberekenen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für meeberekenen (Niederländisch) ins Deutsch

meeberekenen:

meeberekenen Verb (bereken mee, berekent mee, berekende mee, berekenden mee, meeberekend)

  1. meeberekenen
    mitrechnen
    • mitrechnen Verb (rechne mit, rechnest mit, rechnet mit, rechnete mit, rechnetet mit, mitgerechnet)

Konjugationen für meeberekenen:

o.t.t.
  1. bereken mee
  2. berekent mee
  3. berekent mee
  4. berekenen mee
  5. berekenen mee
  6. berekenen mee
o.v.t.
  1. berekende mee
  2. berekende mee
  3. berekende mee
  4. berekenden mee
  5. berekenden mee
  6. berekenden mee
v.t.t.
  1. heb meeberekend
  2. hebt meeberekend
  3. heeft meeberekend
  4. hebben meeberekend
  5. hebben meeberekend
  6. hebben meeberekend
v.v.t.
  1. had meeberekend
  2. had meeberekend
  3. had meeberekend
  4. hadden meeberekend
  5. hadden meeberekend
  6. hadden meeberekend
o.t.t.t.
  1. zal meeberekenen
  2. zult meeberekenen
  3. zal meeberekenen
  4. zullen meeberekenen
  5. zullen meeberekenen
  6. zullen meeberekenen
o.v.t.t.
  1. zou meeberekenen
  2. zou meeberekenen
  3. zou meeberekenen
  4. zouden meeberekenen
  5. zouden meeberekenen
  6. zouden meeberekenen
en verder
  1. is meeberekend
diversen
  1. bereken mee!
  2. berekent mee!
  3. meeberekend
  4. meeberekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für meeberekenen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
mitrechnen meeberekenen erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; meerekenen; meetellen; toevoegen