Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. gepland:
  2. plannen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gepland (Niederländisch) ins Deutsch

gepland:

gepland Adjektiv

  1. gepland
    geplant; geordnet

Übersetzung Matrix für gepland:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
geordnet gepland geordend; gerangschikt; goed geordend; methodisch; opgeruimd; ordelijk; planmatig; proper; schoon; stelselmatig; systematisch; welgeordend; zindelijk
geplant gepland aankomend; aanstaand; beoogd; toekomend; toekomstig; toekomstige; voorgenomen

plannen:

plannen Verb (plan, plant, plande, planden, gepland)

  1. plannen
    planen; ausdenken; austüfteln; ausklügeln; sich ausdenken
    • planen Verb (plane, planst, plant, plante, plantet, geplant)
    • ausdenken Verb (denke aus, denkst aus, denkt aus, dachte aus, dachtet aus, ausgedacht)
    • austüfteln Verb (tüftele aus, tüftelst aus, tüftelt aus, tüftelte aus, tüfteltet aus, ausgetüftelt)
    • ausklügeln Verb (klügele aus, klügelst aus, klügelt aus, klügelte aus, klügeltet aus, ausgeklügelt)
    • sich ausdenken Verb (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)
  2. plannen
    planen; Zeitplan festlegen

Konjugationen für plannen:

o.t.t.
  1. plan
  2. plant
  3. plant
  4. plannen
  5. plannen
  6. plannen
o.v.t.
  1. plande
  2. plande
  3. plande
  4. planden
  5. planden
  6. planden
v.t.t.
  1. heb gepland
  2. hebt gepland
  3. heeft gepland
  4. hebben gepland
  5. hebben gepland
  6. hebben gepland
v.v.t.
  1. had gepland
  2. had gepland
  3. had gepland
  4. hadden gepland
  5. hadden gepland
  6. hadden gepland
o.t.t.t.
  1. zal plannen
  2. zult plannen
  3. zal plannen
  4. zullen plannen
  5. zullen plannen
  6. zullen plannen
o.v.t.t.
  1. zou plannen
  2. zou plannen
  3. zou plannen
  4. zouden plannen
  5. zouden plannen
  6. zouden plannen
en verder
  1. ben gepland
  2. bent gepland
  3. is gepland
  4. zijn gepland
  5. zijn gepland
  6. zijn gepland
diversen
  1. plan!
  2. plant!
  3. gepland
  4. plannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für plannen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Zeitplan festlegen plannen
ausdenken plannen bedenken; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
ausklügeln plannen bedenken; fantaseren; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
austüfteln plannen bedenken; fantaseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden
planen plannen bedenken; beramen; fantaseren; plan beramen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen
sich ausdenken plannen bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; fantaseren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plan beramen; uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen

Verwandte Wörter für "plannen":


Wiktionary Übersetzungen für plannen:

plannen
verb
  1. een tijdstip afspreken om iets te doen
  2. het maken van een plan

Cross Translation:
FromToVia
plannen kalkulieren calculate — (intransitive) plan
plannen planen plan — to create a plan for
plannen planen; vorhaben plan — to intend
plannen programmieren program — put together the schedule of an event
plannen ansetzen; planen slate — schedule

Verwandte Übersetzungen für gepland