Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. aanzwiepen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanzwiepen (Niederländisch) ins Deutsch

aanzwiepen:

aanzwiepen Verb

  1. aanzwiepen (voortdrijven; wegjagen; voortjagen; opdrijven)
    wegtreiben; antreiben; auftreiben
    • wegtreiben Verb
    • antreiben Verb (treibe an, treibst an, treibt an, trieb an, triebt an, angetrieben)
    • auftreiben Verb (treibe auf, treibst auf, treibt auf, trieb auf, triebt auf, aufgetrieben)

Übersetzung Matrix für aanzwiepen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
antreiben aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen aansporen; aanzetten; influisteren; ingeven; jachten; motiveren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opzwepen; souffleren; sterk prikkelen; stuwen; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen
auftreiben aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen jachten; jakkeren; naslaan; opdrijven; opduikelen; ophitsen; opjagen; opscharrelen; opschroeven; opsnorren; opzoeken; reppen; spoeden; veel doen stijgen; voortjagen
wegtreiben aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen