Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. anempfelen:


Deutsch

Detailübersetzungen für anempfelen (Deutsch) ins Niederländisch

anempfelen:

anempfelen Verb

  1. anempfelen (empfehlen; anpreisen)
    aanbevelen; aanprijzen
    • aanbevelen Verb (beveel aan, beveelt aan, beval aan, bevolen aan, aanbevolen)
    • aanprijzen Verb (prijs aan, prijst aan, prees aan, prezen aan, aangeprezen)

Übersetzung Matrix für anempfelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanbevelen anempfelen; anpreisen; empfehlen empfehlen; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen
aanprijzen anempfelen; anpreisen; empfehlen advisieren; anpreisen