"urlaubszeit" übersetzt von Deutsche ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Urlaubszeit:
- vakantie; verlof; snipperdag; verloftijd; verlofjaar; vakantietijd; reisseizoen

Deutsch

Detailübersetzungen für Urlaubszeit (Deutsch) ins Niederländisch

die Urlaubszeit (Ferien; Urlaub; Studienurlaub; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Wahlurlaubstag; Erholung; Bildungsurlaub)
de vakantie
– periode waarin je vrij hebt van school of werk ¹
- vakantie [de ~ (v)] Nomen
  - in de vakantie zwem ik elke dag¹
het verlof; de snipperdag; de verloftijd; verlofjaar
- verlof [het ~] Nomen
- snipperdag [de ~ (m)] Nomen
- verloftijd [de ~ (m)] Nomen
- verlofjaar [znw.] Nomen
die Urlaubszeit (Ferienzeit)
de vakantietijd
- vakantietijd [de ~ (m)] Nomen
die Urlaubszeit (Reisesaison; Ferienzeit; Sommerzeit)
het reisseizoen
- reisseizoen [het ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
reisseizoen	Ferienzeit; Reisesaison; Sommerzeit; Urlaubszeit
snipperdag	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag
vakantie	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag	Urlaub
vakantietijd	Ferienzeit; Urlaubszeit
verlof	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag
verlofjaar	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag
verloftijd	Bildungsurlaub; Erholung; Erlaubnis; Erlaubnisschein; Ferien; Studienurlaub; Urlaub; Urlaubszeit; Wahlurlaubstag