Übersicht
Schwedisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. bestå:
  2. Wiktionary:
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. bestaan:
  2. Wiktionary:


Schwedisch

Detailübersetzungen für bestå (Schwedisch) ins Niederländisch

bestå:

bestå

  1. bestå
    blijven
    • blijven Verb (blijf, blijft, bleef, bleven, gebleven)

Übersetzung Matrix für bestå:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
blijven bestå dröja sig kvar; förbli densamme; släntra; vara likadan

Synonyms for "bestå":


Wiktionary Übersetzungen für bestå:

bestå
verb
  1. daadwerkelijk in het universum voorkomen
  2. ~ uit samengesteld zijn uit bepaalde delen

Cross Translation:
FromToVia
bestå treuzelen linger — stay or remain in a place or situation
bestå bestaan uit bestehenbestehen aus, mit Dativ: ausschließlich enthalten
bestå bestaan bestehenintransitiv: existieren, erhalten bleiben
bestå bestaan uit consisterconstituer par certains éléments ; comporter ; comprendre.

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für bestå



Niederländisch

Detailübersetzungen für bestå (Niederländisch) ins Schwedisch

bestaan:

bestaan Verb (besta, bestaat, bestond, bestonden, bestaan)

  1. bestaan (zijn; leven; existeren)
    finnas; vara till; existera
    • finnas Verb (finnas, fanns, funnits)
    • vara till Verb (är till, var till, varit till)
    • existera Verb (existerar, existerade, existerat)

Konjugationen für bestaan:

o.t.t.
  1. besta
  2. bestaat
  3. bestaat
  4. bestaan
  5. bestaan
  6. bestaan
o.v.t.
  1. bestond
  2. bestond
  3. bestond
  4. bestonden
  5. bestonden
  6. bestonden
v.t.t.
  1. heb bestaan
  2. hebt bestaan
  3. heeft bestaan
  4. hebben bestaan
  5. hebben bestaan
  6. hebben bestaan
v.v.t.
  1. had bestaan
  2. had bestaan
  3. had bestaan
  4. hadden bestaan
  5. hadden bestaan
  6. hadden bestaan
o.t.t.t.
  1. zal bestaan
  2. zult bestaan
  3. zal bestaan
  4. zullen bestaan
  5. zullen bestaan
  6. zullen bestaan
o.v.t.t.
  1. zou bestaan
  2. zou bestaan
  3. zou bestaan
  4. zouden bestaan
  5. zouden bestaan
  6. zouden bestaan
diversen
  1. besta!
  2. bestaat!
  3. bestaan
  4. bestaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bestaan [het ~] Nomen

  1. het bestaan (existentie; leven; zijn)
    liv; livsväg; existens; varande

Übersetzung Matrix für bestaan:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
existens bestaan; existentie; leven; zijn
liv bestaan; existentie; leven; zijn bestendigheid; drukte; duurzaamheid; gedrang; geharrewar; levens; leventje; stampei; tamtam; toeloop; toevloed
livsväg bestaan; existentie; leven; zijn
varande bestaan; existentie; leven; zijn
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
existera bestaan; existeren; leven; zijn
finnas bestaan; existeren; leven; zijn gebeuren; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; voordoen; voorvallen
vara till bestaan; existeren; leven; zijn

Verwandte Definitionen für "bestaan":

  1. dat het er is1
    • deze club bestaat al drie jaar1
  2. ergens uit opgebouwd zijn1
    • die puzzel bestaat uit kleine blokken1
  3. het er zijn1
    • we vieren het 10-jarig bestaan van de vereniging1
  4. mogelijk zijn1
    • dat bestaat niet!1

Wiktionary Übersetzungen für bestaan:

bestaan
verb
  1. daadwerkelijk in het universum voorkomen
  2. ~ uit samengesteld zijn uit bepaalde delen

Cross Translation:
FromToVia
bestaan vara; existera; finnas till; finnas be — exist
bestaan tillvaro; existens being — the state or fact of existence
bestaan vara; bestå av; av; bestå (av) consist — to be composed (of)
bestaan existera exist — to be
bestaan existens existence — the state of being, existing, or occurring
bestaan finnas there be — to exist
bestaan bestånd Bestand — fortdauernde Existenz von etwas
bestaan bestå bestehenintransitiv: existieren, erhalten bleiben
bestaan existera existieren — da sein, vorhanden sein, ein Teil der Realität sein
bestaan existera; finnas geben — (in Verbindung mit es) existieren, da sein
bestaan existera exister — Être actuellement, ne pas être imaginé mais avoir une réalité.
bestaan riskera; våga; äventyra; töras oser — Avoir la hardiesse, l’audace de dire, de faire quelque chose.

Computerübersetzung von Drittern: