Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. spenderen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für spenderen (Niederländisch) ins Schwedisch

spenderen:

spenderen Verb (spendeer, spendeert, spendeerde, spendeerden, gespendeerd)

  1. spenderen (besteden; uitgeven)
    spendera; betala
    • spendera Verb (spenderar, spenderade, spenderat)
    • betala Verb (betalar, betalade, betalat)

Konjugationen für spenderen:

o.t.t.
  1. spendeer
  2. spendeert
  3. spendeert
  4. spenderen
  5. spenderen
  6. spenderen
o.v.t.
  1. spendeerde
  2. spendeerde
  3. spendeerde
  4. spendeerden
  5. spendeerden
  6. spendeerden
v.t.t.
  1. heb gespendeerd
  2. hebt gespendeerd
  3. heeft gespendeerd
  4. hebben gespendeerd
  5. hebben gespendeerd
  6. hebben gespendeerd
v.v.t.
  1. had gespendeerd
  2. had gespendeerd
  3. had gespendeerd
  4. hadden gespendeerd
  5. hadden gespendeerd
  6. hadden gespendeerd
o.t.t.t.
  1. zal spenderen
  2. zult spenderen
  3. zal spenderen
  4. zullen spenderen
  5. zullen spenderen
  6. zullen spenderen
o.v.t.t.
  1. zou spenderen
  2. zou spenderen
  3. zou spenderen
  4. zouden spenderen
  5. zouden spenderen
  6. zouden spenderen
en verder
  1. ben gespendeerd
  2. bent gespendeerd
  3. is gespendeerd
  4. zijn gespendeerd
  5. zijn gespendeerd
  6. zijn gespendeerd
diversen
  1. spendeer!
  2. spendeert!
  3. gespendeerd
  4. spenderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für spenderen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
betala besteden; spenderen; uitgeven afrekenen; bekopen; bekostigen; betalen; dokken; lonen; voldoen; zich kwijten
spendera besteden; spenderen; uitgeven doorjagen; iets uitgeven; opmaken; uitspatten; verbruiken

Wiktionary Übersetzungen für spenderen:


Cross Translation:
FromToVia
spenderen ägna dédier — (religion) consacrer au culte divin.