Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. opvallen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opvallen (Niederländisch) ins Schwedisch

opvallen:

opvallen Verb (val op, valt op, viel op, vielen op, opgevallen)

  1. opvallen (uitsteken; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen)
    dra uppmärksamhet; vara uppfallande

Konjugationen für opvallen:

o.t.t.
  1. val op
  2. valt op
  3. valt op
  4. vallen op
  5. vallen op
  6. vallen op
o.v.t.
  1. viel op
  2. viel op
  3. viel op
  4. vielen op
  5. vielen op
  6. vielen op
v.t.t.
  1. ben opgevallen
  2. bent opgevallen
  3. is opgevallen
  4. zijn opgevallen
  5. zijn opgevallen
  6. zijn opgevallen
v.v.t.
  1. was opgevallen
  2. was opgevallen
  3. was opgevallen
  4. waren opgevallen
  5. waren opgevallen
  6. waren opgevallen
o.t.t.t.
  1. zal opvallen
  2. zult opvallen
  3. zal opvallen
  4. zullen opvallen
  5. zullen opvallen
  6. zullen opvallen
o.v.t.t.
  1. zou opvallen
  2. zou opvallen
  3. zou opvallen
  4. zouden opvallen
  5. zouden opvallen
  6. zouden opvallen
diversen
  1. val op!
  2. valt op!
  3. opgevallen
  4. opvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opvallen [znw.] Nomen

  1. opvallen

Übersetzung Matrix für opvallen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ögonfallande opvallen blik; oogopslag
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dra uppmärksamhet afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aandacht trekken
vara uppfallande afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dra uppmärksamhet aandachttrekkend

Verwandte Definitionen für "opvallen":

  1. duidelijk anders zijn1
    • met die jurk valt Gina erg op1

Wiktionary Übersetzungen für opvallen:


Cross Translation:
FromToVia
opvallen knacka; banka; drabba; slå heurterentrer brusquement en contact.