Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. omarmen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omarmen (Niederländisch) ins Schwedisch

omarmen:

omarmen Verb (omarm, omarmt, omarmde, omarmden, omarmd)

  1. omarmen (omhelzen; omstrengelen)
    krama
    • krama Verb (kramar, kramade, kramat)

Konjugationen für omarmen:

o.t.t.
  1. omarm
  2. omarmt
  3. omarmt
  4. omarmen
  5. omarmen
  6. omarmen
o.v.t.
  1. omarmde
  2. omarmde
  3. omarmde
  4. omarmden
  5. omarmden
  6. omarmden
v.t.t.
  1. heb omarmd
  2. hebt omarmd
  3. heeft omarmd
  4. hebben omarmd
  5. hebben omarmd
  6. hebben omarmd
v.v.t.
  1. had omarmd
  2. had omarmd
  3. had omarmd
  4. hadden omarmd
  5. hadden omarmd
  6. hadden omarmd
o.t.t.t.
  1. zal omarmen
  2. zult omarmen
  3. zal omarmen
  4. zullen omarmen
  5. zullen omarmen
  6. zullen omarmen
o.v.t.t.
  1. zou omarmen
  2. zou omarmen
  3. zou omarmen
  4. zouden omarmen
  5. zouden omarmen
  6. zouden omarmen
en verder
  1. ben omarmd
  2. bent omarmd
  3. is omarmd
  4. zijn omarmd
  5. zijn omarmd
  6. zijn omarmd
diversen
  1. omarm!
  2. omarmt!
  3. omarmd
  4. omarmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omarmen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
krama geminnekoos; gevrij; vrijerij
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
krama omarmen; omhelzen; omstrengelen dichtknijpen; drukken; knellen; knuffelen; kozen; liefkozen; strak zitten

Wiktionary Übersetzungen für omarmen:


Cross Translation:
FromToVia
omarmen krama; omfamna embrace — to hug (a person)