Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. meeslepend:
  2. meeslepen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für meeslepend (Niederländisch) ins Schwedisch

meeslepend:

meeslepend Adjektiv

  1. meeslepend (sensationeel; spannend; adembenemend; )
  2. meeslepend (zeer boeiend)
    tjusande; betagande

Übersetzung Matrix für meeslepend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rörande aanraken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
betagande meeslepend; zeer boeiend boeiend; boeiende; fascinerend; fascinerende; integrerend
rörande adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend
sensationellt adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend aandachttrekkend
spännande adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend aangrijpend; boeiend; pakkend
tjusande meeslepend; zeer boeiend verleidelijk; verlokkend; verzoekend

Verwandte Wörter für "meeslepend":

  • meeslependheid, meeslepender, meeslependere, meeslependst, meeslependste

meeslepend form of meeslepen:

meeslepen Verb (sleep mee, sleept mee, sleepte mee, sleepten mee, meegesleept)

  1. meeslepen (meetronen; meetrekken; meesleuren)
    bära med sig; släpa med
    • bära med sig Verb (bär med sig, bar med sig, burit med sig)
    • släpa med Verb (släper med, släpte med, släpt med)

Konjugationen für meeslepen:

o.t.t.
  1. sleep mee
  2. sleept mee
  3. sleept mee
  4. slepen mee
  5. slepen mee
  6. slepen mee
o.v.t.
  1. sleepte mee
  2. sleepte mee
  3. sleepte mee
  4. sleepten mee
  5. sleepten mee
  6. sleepten mee
v.t.t.
  1. heb meegesleept
  2. hebt meegesleept
  3. heeft meegesleept
  4. hebben meegesleept
  5. hebben meegesleept
  6. hebben meegesleept
v.v.t.
  1. had meegesleept
  2. had meegesleept
  3. had meegesleept
  4. hadden meegesleept
  5. hadden meegesleept
  6. hadden meegesleept
o.t.t.t.
  1. zal meeslepen
  2. zult meeslepen
  3. zal meeslepen
  4. zullen meeslepen
  5. zullen meeslepen
  6. zullen meeslepen
o.v.t.t.
  1. zou meeslepen
  2. zou meeslepen
  3. zou meeslepen
  4. zouden meeslepen
  5. zouden meeslepen
  6. zouden meeslepen
en verder
  1. ben meegesleept
  2. bent meegesleept
  3. is meegesleept
  4. zijn meegesleept
  5. zijn meegesleept
  6. zijn meegesleept
diversen
  1. sleep mee!
  2. sleept mee!
  3. meegesleept
  4. meeslepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für meeslepen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bära med sig meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen
släpa med meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen

Wiktionary Übersetzungen für meeslepen:


Cross Translation:
FromToVia
meeslepen hänförd; hänryckt; ryckas transport — move someone to strong emotion