Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. kien:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kien (Niederländisch) ins Schwedisch

kien:

kien Adjektiv

  1. kien (slim; clever; schrander; )
    skarpsinnigt; knipslug; listig; listigt; knipslugt
  2. kien (goochem; slim; clever; )
    begåvad; smart; skickligt
  3. kien (slim; pienter; uitgekookt; spits; bijdehand)
    skarp; intensivt; skarpt; vass; vasst

Übersetzung Matrix für kien:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
listig doortraptheid; geraffineerdheid; gewiekstheid; gladheid; leepheid; listigheid; raffinement; sluwheid; snoodheid
smart geniaal persoon; genie
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
begåvad bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen bedachtzaam; correct; doordacht; nadenkend; pienter; raadzaam; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
intensivt bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt acuut; fervent; verlekkerd; vurig
knipslug clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
knipslugt clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
listig clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen arglistig; berekenend; bezwaarlijk; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; lastig; leep; link; listig; met bezwaren; slangachtig; slinks; sluw
listigt clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen arglistig; berekenend; bezwaarlijk; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; lastig; leep; link; listig; met bezwaren; obsceen; schuin; slangachtig; slinks; sluw; vies; vunzig; zedeloos
skarp bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt fel; hanig; heet; messcherp; met een scherp oog; nauwlettend; pikant; pinnig; pittig; puntig; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; scherpklinkend; smaak prikkelend; snibbig; vinnig; vlijmend
skarpsinnigt clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
skarpt bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt fel; gehaaid; gescherpt; gevat; gewiekst; hanig; hard; hoog; messcherp; met een scherp oog; nauwlettend; pikant; pinnig; puntig; schel; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; scherpklinkend; schril; snedig; snerpend; snibbig; uitgeslapen; verlekkerd; vinnig; vlijmend
skickligt bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen behendig; bekwaam; bevoegd; handig; kundig; vaardig; volleerd
smart bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen adrem; bijdehand; geleerd; gevat; gis; intelligent; raak; schrander; slim; snedig; snugger; wijs
vass bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt gehaaid; gevat; gewiekst; puntig; snedig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgeslapen
vasst bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt gehaaid; gevat; gewiekst; messcherp; puntig; scherp; snedig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; uitgeslapen

Verwandte Wörter für "kien":

  • kiene