Niederländisch

Detailübersetzungen für gemeen (Niederländisch) ins Schwedisch

gemeen:

gemeen Adjektiv

  1. gemeen (doortrapt; achterbaks; sluw; )
    slug; falsk; elakt; slugt; falskt
  2. gemeen (gebruikelijk; gangbaar; gewoon; normaal)
    vanligt; allmänt; allmän
  3. gemeen (laaghartig; laag; laag-bij-de-grond; onedel)
    låg; elak; lågt; elakt; ont; nedrigt
  4. gemeen (slecht; vals; min)
    dåligt; dum; otrevlig; dumt; otrevligt
  5. gemeen (met slechte intentie; slecht; vals; kwaadwillig)
    falsk; elak; lågt; med onda avsikter; falskt; elakt
  6. gemeen (schurkachtig; gluiperig; vals; boosaardig; boefachtig)
    rakare; skurkigt
  7. gemeen (bijtend; scherp; fel; doordringend)
    skärande

Übersetzung Matrix für gemeen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allmän algemene
låg laagterecord
rakare harker
skärande geknars; geknerp; gesnoei
slug geraffineerdheid; leepheid; raffinement
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- boosaardig; kwaadaardig; laag
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allmänt G; General
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allmän gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
allmänt gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal algemeen; courant; gangbaar; gebruikelijk; generaal; gewoon; globaal; in grote lijnen; meestens; over het geheel; overwegend
dum gemeen; min; slecht; vals achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; dwaas; geesteloos; gek; hersenloos; idioot; lullig; maf; onbenullig; onbezonnen; onnozel; onverstandig; onzinnig; stompzinnig; stupide; verstandeloos
dumt gemeen; min; slecht; vals achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; dwaas; geesteloos; gek; hersenloos; idioot; lullig; maf; onbenullig; onbezonnen; onnozel; onverstandig; onzinnig; stom; stompzinnig; stupide; suf; verstandeloos
dåligt gemeen; min; slecht; vals aan een ziekte lijdend; achterbaks; arm; banaal; bekaaid; boosaardig; er bekaaid afkomen; geniepig; gluiperig; in het geniep; inferieur; laag; malicieus; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; pover; schamel; slecht; snood; stiekem; tweederangs; verraderlijk; vuig; ziek; zwak
elak gemeen; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; met slechte intentie; onedel; slecht; vals liederlijk; onzedelijk; verdorven; verregaand zedenloos; vicieus
elakt achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; met slechte intentie; onedel; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals ellende; hatelijk; kwalijk; liederlijk; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; onzedelijk; pech; ramp; rampspoed; snood; stekelig; tegenslag; tegenspoed; terugslag; verdorven; verregaand zedenloos; vicieus; vijandig
falsk achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals achterbaks; bedriegelijk; geaffecteerd; gefingeerd; gekunsteld; gemaakt; geniepig; gewrongen; gezocht; gluiperig; in het geniep; leugenachtig; nagemaakt; niet echt; ondergeschoven; onecht; onnatuurlijk; onwaar; onwelluidend; snood; stiekem; tweetongig; vals
falskt achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals achterbaks; bedriegelijk; doorelkaar; geaffecteerd; gefingeerd; gekunsteld; gemaakt; geniepig; gewrongen; gezocht; gluiperig; in de war; in het geniep; leugenachtig; nagemaakt; niet echt; ondergeschoven; onecht; onheus; onnatuurlijk; onwaar; onwaarachtig; onwelluidend; snood; stiekem; ten onrechte; tweetongig; vals; valselijk
låg gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel bedrukt; donker; dubieus; duister; gedrukt; glibberig; laag; laaghangend; mismoedig; moedeloos; niet hoog; obscuur; onguur; terneergeslagen; verdacht
lågt gemeen; kwaadwillig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; met slechte intentie; onedel; slecht; vals bedrukt; donker; dubieus; duister; gedrukt; glibberig; laag; laaghangend; mismoedig; moedeloos; niet hoog; obscuur; onguur; terneergeslagen; verdacht
med onda avsikter gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals
nedrigt gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel
ont gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel
otrevlig gemeen; min; slecht; vals afstotend; hinderlijk; lastig; lelijk; lelijk uitziend; naar; onaangenaam; onaantrekkelijk; onbehaaglijk; ongelegen; ongezellig; onplezierig; onverkwikkelijk; storend
otrevligt gemeen; min; slecht; vals afstotend; hinderlijk; lastig; lelijk; lelijk uitziend; naar; onaangenaam; onaantrekkelijk; onaardig; ongelegen; onhartelijk; onhebbelijk; onplezierig; onverdraagzaam; onverkwikkelijk; onvriendelijk; onwelwillend; storend
rakare boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals
skurkigt boefachtig; boosaardig; gemeen; gluiperig; schurkachtig; vals ploerterig; smiechterig
skärande bijtend; doordringend; fel; gemeen; scherp op afgebeten toon; puntig; scherp gepunt; schril; snijdend
slug achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt arglistig; behorende tot de harde kern; doortrapt; geraffineerd; geslepen; intelligent; leep; link; listig; pienter; schrander; slinks; sluw; van de harde kern
slugt achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt arglistig; behorende tot de harde kern; berekenend; doortrapt; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gewiekst; leep; link; listig; slinks; sluw; van de harde kern
vanligt gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal alledaags; alledaagse; courant; doodgewoon; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; gewoontegetrouw; merendeel; niets bijzonders; normaal; onknap; ordinair

Verwandte Wörter für "gemeen":


Synonyms for "gemeen":


Antonyme für "gemeen":


Verwandte Definitionen für "gemeen":

  1. met slechte bedoelingen1
    • het is een gemene streek dat je die poes zo plaagt1
  2. van meer mensen, gezamenlijk1
    • we hebben gemeen dat we altijd vroeg opstaan1

Wiktionary Übersetzungen für gemeen:


Cross Translation:
FromToVia
gemeen gemensam; allmän common — mutual
gemeen vanlig common — usual
gemeen grym cruel — not nice; mean; heartless
gemeen gemensamt in common — shared with others
gemeen elak mean — causing or intending to cause intentional harm
gemeen usel; gemen mean — acting without consideration of others
gemeen rutten rotten — mean
gemeen vulgär; pöbel-; pöbelaktig; gemen vulgar — having to do with common people
gemeen föraktlig; låg abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
gemeen gemensam commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.
gemeen modlös; nedrig lâche — Qui n’est pas tendre, qui n’est pas serrer comme il pouvoir ou devoir l’être.
gemeen ohälsosam; dålig; sjuk malsain — Qui n’est pas sain, qui a en soi le germe de quelque maladie. (Sens général).