Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. pendelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für pendelen (Niederländisch) ins Schwedisch

pendelen:

pendelen Verb (pendel, pendelt, pendelde, pendelden, gependeld)

  1. pendelen (reizen tussen)
    pendla
    • pendla Verb (pendlar, pendlade, pendlat)

Konjugationen für pendelen:

o.t.t.
  1. pendel
  2. pendelt
  3. pendelt
  4. pendelen
  5. pendelen
  6. pendelen
o.v.t.
  1. pendelde
  2. pendelde
  3. pendelde
  4. pendelden
  5. pendelden
  6. pendelden
v.t.t.
  1. ben gependeld
  2. bent gependeld
  3. is gependeld
  4. zijn gependeld
  5. zijn gependeld
  6. zijn gependeld
v.v.t.
  1. was gependeld
  2. was gependeld
  3. was gependeld
  4. waren gependeld
  5. waren gependeld
  6. waren gependeld
o.t.t.t.
  1. zal pendelen
  2. zult pendelen
  3. zal pendelen
  4. zullen pendelen
  5. zullen pendelen
  6. zullen pendelen
o.v.t.t.
  1. zou pendelen
  2. zou pendelen
  3. zou pendelen
  4. zouden pendelen
  5. zouden pendelen
  6. zouden pendelen
en verder
  1. heb gependeld
  2. hebt gependeld
  3. heeft gependeld
  4. hebben gependeld
  5. hebben gependeld
  6. hebben gependeld
diversen
  1. pendel!
  2. pendelt!
  3. gependeld
  4. pendelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für pendelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pendla pendelen; reizen tussen oscilleren

Wiktionary Übersetzungen für pendelen:


Cross Translation:
FromToVia
pendelen pendla commute — to regularly travel
pendelen åka; köra drive — to travel by operating a motorized vehicle