Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. uitschieten:
  2. Wiktionary:
    • uitschieten → fira


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitschieten (Niederländisch) ins Schwedisch

uitschieten:

uitschieten Verb (schiet uit, schoot uit, schoten uit, uitgeschoten)

  1. uitschieten (uitschieten plantkunde; spruiten)
    skjuta ur
    • skjuta ur Verb (skjuter ur, sköt ur, skjutit ur)
  2. uitschieten (onderuitgaan; uitschuiven; slippen; )
    falla över
    • falla över Verb (faller över, föll över, fallit över)

Konjugationen für uitschieten:

o.t.t.
  1. schiet uit
  2. schiet uit
  3. schiet uit
  4. schieten uit
  5. schieten uit
  6. schieten uit
o.v.t.
  1. schoot uit
  2. schoot uit
  3. schoot uit
  4. schoten uit
  5. schoten uit
  6. schoten uit
v.t.t.
  1. ben uitgeschoten
  2. bent uitgeschoten
  3. is uitgeschoten
  4. zijn uitgeschoten
  5. zijn uitgeschoten
  6. zijn uitgeschoten
v.v.t.
  1. was uitgeschoten
  2. was uitgeschoten
  3. was uitgeschoten
  4. waren uitgeschoten
  5. waren uitgeschoten
  6. waren uitgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal uitschieten
  2. zult uitschieten
  3. zal uitschieten
  4. zullen uitschieten
  5. zullen uitschieten
  6. zullen uitschieten
o.v.t.t.
  1. zou uitschieten
  2. zou uitschieten
  3. zou uitschieten
  4. zouden uitschieten
  5. zouden uitschieten
  6. zouden uitschieten
diversen
  1. schiet uit!
  2. schiet uit!
  3. uitgeschoten
  4. uitschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitschieten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
falla över onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten
skjuta ur spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde

Wiktionary Übersetzungen für uitschieten:


Cross Translation:
FromToVia
uitschieten fira fierenSeemannssprache: ein Tau, eine Kette kontrolliert ablaufen lassen, um Lasten, Segel, Anker und dergleichen herunterzulassen

Verwandte Übersetzungen für uitschieten