Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. aanharken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanharken (Niederländisch) ins Schwedisch

aanharken:

aanharken Verb (hark aan, harkt aan, harkte aan, harkten aan, aangeharkt)

  1. aanharken
    riva; kratta; räfsa; harka
    • riva Verb (river, rev, rivit)
    • kratta Verb (krattar, krattade, krattat)
    • räfsa Verb (räfsar, räfsade, räfsat)
    • harka Verb (harkar, harkade, harkat)

Konjugationen für aanharken:

o.t.t.
  1. hark aan
  2. harkt aan
  3. harkt aan
  4. harken aan
  5. harken aan
  6. harken aan
o.v.t.
  1. harkte aan
  2. harkte aan
  3. harkte aan
  4. harkten aan
  5. harkten aan
  6. harkten aan
v.t.t.
  1. heb aangeharkt
  2. hebt aangeharkt
  3. heeft aangeharkt
  4. hebben aangeharkt
  5. hebben aangeharkt
  6. hebben aangeharkt
v.v.t.
  1. had aangeharkt
  2. had aangeharkt
  3. had aangeharkt
  4. hadden aangeharkt
  5. hadden aangeharkt
  6. hadden aangeharkt
o.t.t.t.
  1. zal aanharken
  2. zult aanharken
  3. zal aanharken
  4. zullen aanharken
  5. zullen aanharken
  6. zullen aanharken
o.v.t.t.
  1. zou aanharken
  2. zou aanharken
  3. zou aanharken
  4. zouden aanharken
  5. zouden aanharken
  6. zouden aanharken
diversen
  1. hark aan!
  2. harkt aan!
  3. aangeharkt
  4. aanharkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanharken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kratta hark
riva scheur; torn
räfsa hark
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
harka aanharken
kratta aanharken harken
riva aanharken bekrassen; ergens uitscheuren; inscheuren; knarsen; krassen; raspen; schaven; scheuren; schuren; zich krabben
räfsa aanharken harken

Wiktionary Übersetzungen für aanharken:


Cross Translation:
FromToVia
aanharken kratta; räfsa râtelerramasser avec le râteau.

Computerübersetzung von Drittern: