Niederländisch
Detailübersetzungen für vlijen (Niederländisch) ins Schwedisch
vlijen:
-
vlijen
Konjugationen für vlijen:
o.t.t.
- vlij
- vlijt
- vlijt
- vlijen
- vlijen
- vlijen
o.v.t.
- vlijde
- vlijde
- vlijde
- vlijden
- vlijden
- vlijden
v.t.t.
- heb gevlijd
- hebt gevlijd
- heeft gevlijd
- hebben gevlijd
- hebben gevlijd
- hebben gevlijd
v.v.t.
- had gevlijd
- had gevlijd
- had gevlijd
- hadden gevlijd
- hadden gevlijd
- hadden gevlijd
o.t.t.t.
- zal vlijen
- zult vlijen
- zal vlijen
- zullen vlijen
- zullen vlijen
- zullen vlijen
o.v.t.t.
- zou vlijen
- zou vlijen
- zou vlijen
- zouden vlijen
- zouden vlijen
- zouden vlijen
diversen
- vlij!
- vlijt!
- gevlijd
- vlijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vlijen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lägga ner | vlijen | deponeren; leggen; neerleggen; neervlijen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten |