Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. sluiten:
  2. Sluiten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für sluiten (Niederländisch) ins Schwedisch

sluiten:

sluiten Verb (sluit, sloot, sloten, gesloten)

  1. sluiten (dichtdoen; afsluiten; toedoen; toemaken)
    stänga; sluta till; bomma igen
    • stänga Verb (stänger, stängde, stängt)
    • sluta till Verb (slutar till, slutade till, slutat till)
    • bomma igen Verb (bommar igen, bommade igen, bommat igen)
  2. sluiten (dichtdoen; toedoen; dichtmaken; toetrekken)
    stänga; dra till; stänga till
    • stänga Verb (stänger, stängde, stängt)
    • dra till Verb (drar till, drog till, dragit till)
    • stänga till Verb (stänger till, stängde till, stängt till)
  3. sluiten (vergrendelen; locken; afsluiten; )
    låsa
    • låsa Verb (låser, låste, låst)
  4. sluiten
    stänga
    • stänga Verb (stänger, stängde, stängt)

Konjugationen für sluiten:

o.t.t.
  1. sluit
  2. sluit
  3. sluit
  4. sluiten
  5. sluiten
  6. sluiten
o.v.t.
  1. sloot
  2. sloot
  3. sloot
  4. sloten
  5. sloten
  6. sloten
v.t.t.
  1. heb gesloten
  2. hebt gesloten
  3. heeft gesloten
  4. hebben gesloten
  5. hebben gesloten
  6. hebben gesloten
v.v.t.
  1. had gesloten
  2. had gesloten
  3. had gesloten
  4. hadden gesloten
  5. hadden gesloten
  6. hadden gesloten
o.t.t.t.
  1. zal sluiten
  2. zult sluiten
  3. zal sluiten
  4. zullen sluiten
  5. zullen sluiten
  6. zullen sluiten
o.v.t.t.
  1. zou sluiten
  2. zou sluiten
  3. zou sluiten
  4. zouden sluiten
  5. zouden sluiten
  6. zouden sluiten
en verder
  1. ben gesloten
  2. bent gesloten
  3. is gesloten
  4. zijn gesloten
  5. zijn gesloten
  6. zijn gesloten
diversen
  1. sluit!
  2. sluitt!
  3. gesloten
  4. sluitned
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für sluiten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bomma igen afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken
dra till dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken aantrekken; dichtschroeven; dichttrekken; vastschroeven
låsa afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen aandraaien; afsluiten; dichtdoen; door draaien vastmaken
sluta till afsluiten; dichtdoen; sluiten; toedoen; toemaken
stänga afsluiten; dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken afsluiten; dichtdoen; dichtgaan; dichtvallen; toevallen; verwijderen; zich sluiten
stänga till dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken dichtschroeven; vastschroeven

Verwandte Definitionen für "sluiten":

  1. beëindigen1
    • de voorzitter sloot de vergadering1
  2. dichtgaan1
    • vanavond sluiten de winkels om negen uur1
  3. dichtmaken1
    • wil je de deur achter je sluiten?1
  4. officieel vastleggen1
    • het huwelijk werd gesloten in de trouwzaal1

Wiktionary Übersetzungen für sluiten:


Cross Translation:
FromToVia
sluiten avsluta close — put an end to
sluiten stänga close — move (a door)
sluiten dra för draw — to close curtains etc.
sluiten stänga shut — to close
sluiten låsa; stänga fermer — Clore.

Sluiten:

Sluiten Verb

  1. Sluiten
    Stäng

Übersetzung Matrix für Sluiten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Stäng Sluiten
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Stäng Sluiten

Verwandte Übersetzungen für sluiten