Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for vlecht in Niederländisch

vlecht:

vlecht [de ~] Nomen

  1. de vlecht
    de knoedel; de vlecht; de kluwen; haarknot; het knoedeltje; de knot; het knotje; de knoet; de wrong
  2. de vlecht
    de haarvlecht; de vlecht

Verwandte Wörter für "vlecht":


vlecht form of vlechten:

vlechten Verb (vlecht, vlocht, vlochten, gevlochten)

  1. vlechten
    vlechten
    • vlechten Verb (vlecht, vlocht, vlochten, gevlochten)
  2. vlechten
    strengelen; ineenvlechten; vlechten
    • strengelen Verb (strengel, strengelt, strengelde, strengelden, getrengeld)
    • ineenvlechten Verb (vlecht ineen, vlocht ineen, vlochten ineen, ineengevlochten)
    • vlechten Verb (vlecht, vlocht, vlochten, gevlochten)

Konjugationen für vlechten:

o.t.t.
  1. vlecht
  2. vlecht
  3. vlecht
  4. vlechten
  5. vlechten
  6. vlechten
o.v.t.
  1. vlocht
  2. vlocht
  3. vlocht
  4. vlochten
  5. vlochten
  6. vlochten
v.t.t.
  1. heb gevlochten
  2. hebt gevlochten
  3. heeft gevlochten
  4. hebben gevlochten
  5. hebben gevlochten
  6. hebben gevlochten
v.v.t.
  1. had gevlochten
  2. had gevlochten
  3. had gevlochten
  4. hadden gevlochten
  5. hadden gevlochten
  6. hadden gevlochten
o.t.t.t.
  1. zal vlechten
  2. zult vlechten
  3. zal vlechten
  4. zullen vlechten
  5. zullen vlechten
  6. zullen vlechten
o.v.t.t.
  1. zou vlechten
  2. zou vlechten
  3. zou vlechten
  4. zouden vlechten
  5. zouden vlechten
  6. zouden vlechten
diversen
  1. vlecht!
  2. vlecht!
  3. gevlochten
  4. vlechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vlechten [de ~] Nomen, Plural

  1. de vlechten
    de vlechten; de haarvlechten

Verwandte Wörter für "vlechten":