Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. verbeten:
  2. verbijten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for verbeten in Niederländisch

verbeten:

verbeten Adjektiv

  1. verbeten
  2. verbeten
    verbeten
  3. verbeten
    grimmig; verbeten
  4. verbeten
    onderdrukt; opgekropt; verkropt; verbeten

Verwandte Wörter für "verbeten":


verbijten:

verbijten Verb (verbijt, verbeet, verbeten, verbeten)

  1. verbijten
    verbijten; verkroppen
    • verbijten Verb (verbijt, verbeet, verbeten, verbeten)
    • verkroppen Verb (verkrop, verkropt, verkropte, verkropten, verkropt)

Konjugationen für verbijten:

o.t.t.
  1. verbijt
  2. verbijt
  3. verbijt
  4. verbijten
  5. verbijten
  6. verbijten
o.v.t.
  1. verbeet
  2. verbeet
  3. verbeet
  4. verbeten
  5. verbeten
  6. verbeten
v.t.t.
  1. heb verbeten
  2. hebt verbeten
  3. heeft verbeten
  4. hebben verbeten
  5. hebben verbeten
  6. hebben verbeten
v.v.t.
  1. had verbeten
  2. had verbeten
  3. had verbeten
  4. hadden verbeten
  5. hadden verbeten
  6. hadden verbeten
o.t.t.t.
  1. zal verbijten
  2. zult verbijten
  3. zal verbijten
  4. zullen verbijten
  5. zullen verbijten
  6. zullen verbijten
o.v.t.t.
  1. zou verbijten
  2. zou verbijten
  3. zou verbijten
  4. zouden verbijten
  5. zouden verbijten
  6. zouden verbijten
diversen
  1. verbijt!
  2. verbijt!
  3. verbeten
  4. verbijtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze