Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. stinken:


Niederländisch

Detailed Synonyms for stinken in Niederländisch

stinken:

stinken Verb (stink, stinkt, stonk, stonken, gestonken)

  1. stinken
    stinken; meuren; een luchtje hebben; rieken; walmen; geuren
    • stinken Verb (stink, stinkt, stonk, stonken, gestonken)
    • meuren Verb (meur, meurt, meurde, meurden, gemeurd)
    • rieken Verb (riek, riekt, riekte, riekten, geriekt)
    • walmen Verb (walm, walmt, walmde, walmden, gewalmd)
    • geuren Verb (geur, geurt, geurde, geurden, gegeurd)
    ruiken
    – een geur verspreiden 1
    • ruiken Verb (ruik, ruikt, rook, roken, geroken)
      • dat parfum ruikt heerlijk1
  2. stinken
    – een vieze lucht verspreiden 1
    stinken
    – een vieze lucht verspreiden 1
    • stinken Verb (stink, stinkt, stonk, stonken, gestonken)
      • vlees dat bedorven is, stinkt1

Konjugationen für stinken:

o.t.t.
  1. stink
  2. stinkt
  3. stinkt
  4. stinken
  5. stinken
  6. stinken
o.v.t.
  1. stonk
  2. stonk
  3. stonk
  4. stonken
  5. stonken
  6. stonken
v.t.t.
  1. heb gestonken
  2. hebt gestonken
  3. heeft gestonken
  4. hebben gestonken
  5. hebben gestonken
  6. hebben gestonken
v.v.t.
  1. had gestonken
  2. had gestonken
  3. had gestonken
  4. hadden gestonken
  5. hadden gestonken
  6. hadden gestonken
o.t.t.t.
  1. zal stinken
  2. zult stinken
  3. zal stinken
  4. zullen stinken
  5. zullen stinken
  6. zullen stinken
o.v.t.t.
  1. zou stinken
  2. zou stinken
  3. zou stinken
  4. zouden stinken
  5. zouden stinken
  6. zouden stinken
en verder
  1. ben gestonken
  2. bent gestonken
  3. is gestonken
  4. zijn gestonken
  5. zijn gestonken
  6. zijn gestonken
diversen
  1. stink!
  2. stinkt!
  3. gestonken
  4. stinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "stinken":

  1. een vieze lucht verspreiden1
    • vlees dat bedorven is, stinkt1