Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. parkeren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for parkeren in Niederländisch

parkeren:

parkeren Verb (parkeer, parkeert, parkeerde, parkeerden, geparkeerd)

  1. parkeren
    parkeren
    • parkeren Verb (parkeer, parkeert, parkeerde, parkeerden, geparkeerd)
  2. parkeren
    – tijdelijk ergens neerzetten 1
    parkeren
    – tijdelijk ergens neerzetten 1
    • parkeren Verb (parkeer, parkeert, parkeerde, parkeerden, geparkeerd)
      • waar heb je je auto geparkeerd?1

Konjugationen für parkeren:

o.t.t.
  1. parkeer
  2. parkeert
  3. parkeert
  4. parkeren
  5. parkeren
  6. parkeren
o.v.t.
  1. parkeerde
  2. parkeerde
  3. parkeerde
  4. parkeerden
  5. parkeerden
  6. parkeerden
v.t.t.
  1. heb geparkeerd
  2. hebt geparkeerd
  3. heeft geparkeerd
  4. hebben geparkeerd
  5. hebben geparkeerd
  6. hebben geparkeerd
v.v.t.
  1. had geparkeerd
  2. had geparkeerd
  3. had geparkeerd
  4. hadden geparkeerd
  5. hadden geparkeerd
  6. hadden geparkeerd
o.t.t.t.
  1. zal parkeren
  2. zult parkeren
  3. zal parkeren
  4. zullen parkeren
  5. zullen parkeren
  6. zullen parkeren
o.v.t.t.
  1. zou parkeren
  2. zou parkeren
  3. zou parkeren
  4. zouden parkeren
  5. zouden parkeren
  6. zouden parkeren
en verder
  1. ben geparkeerd
  2. bent geparkeerd
  3. is geparkeerd
  4. zijn geparkeerd
  5. zijn geparkeerd
  6. zijn geparkeerd
diversen
  1. parkeer!
  2. parkeert!
  3. geparkeerd
  4. parkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "parkeren":

  1. tijdelijk ergens neerzetten1
    • waar heb je je auto geparkeerd?1

Related Synonyms for parkeren