Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. overzenden:


Niederländisch

Detailed Synonyms for overzenden in Niederländisch

overzenden:

overzenden Verb (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)

  1. overzenden
    geld overmaken; overschrijven; overboeken; overzenden
    • overschrijven Verb (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
    • overboeken Verb (overboek, overboekt, overboekte, overboekten, overboekt)
    • overzenden Verb (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)
  2. overzenden
    overzenden
    • overzenden Verb (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)

Konjugationen für overzenden:

o.t.t.
  1. zend over
  2. zendt over
  3. zendt over
  4. zenden over
  5. zenden over
  6. zenden over
o.v.t.
  1. zond over
  2. zond over
  3. zond over
  4. zonden over
  5. zonden over
  6. zonden over
v.t.t.
  1. heb overgezonden
  2. hebt overgezonden
  3. heeft overgezonden
  4. hebben overgezonden
  5. hebben overgezonden
  6. hebben overgezonden
v.v.t.
  1. had overgezonden
  2. had overgezonden
  3. had overgezonden
  4. hadden overgezonden
  5. hadden overgezonden
  6. hadden overgezonden
o.t.t.t.
  1. zal overzenden
  2. zult overzenden
  3. zal overzenden
  4. zullen overzenden
  5. zullen overzenden
  6. zullen overzenden
o.v.t.t.
  1. zou overzenden
  2. zou overzenden
  3. zou overzenden
  4. zouden overzenden
  5. zouden overzenden
  6. zouden overzenden
diversen
  1. zend over!
  2. zendt over!
  3. overgezonden
  4. overzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze