Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. glanzend:
  2. glanzen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for glanzend in Niederländisch

glanzend:

glanzend Adjektiv

  1. glanzend
    glanzend

glanzen:

glanzen Verb (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)

  1. glanzen
    stralen; fonkelen; schijnen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen
    • stralen Verb (straal, straalt, straalde, straalden, gestraald)
    • fonkelen Verb (fonkel, fonkelt, fonkelde, fonkelden, gefonkeld)
    • schijnen Verb (schijn, schijnt, scheen, schenen, geschenen)
    • flikkeren Verb (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
    • glanzen Verb (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)
    • sprankelen Verb (sprankel, sprankelt, sprankelde, sprankelden, gesprankeld)
    • twinkelen Verb (twinkel, twinkelt, twinkelde, twinkelden, getwinkeld)

Konjugationen für glanzen:

o.t.t.
  1. glans
  2. glanst
  3. glanst
  4. glansen
  5. glansen
  6. glansen
o.v.t.
  1. glansde
  2. glansde
  3. glansde
  4. glansden
  5. glansden
  6. glansden
v.t.t.
  1. heb geglansd
  2. hebt geglansd
  3. heeft geglansd
  4. hebben geglansd
  5. hebben geglansd
  6. hebben geglansd
v.v.t.
  1. had geglansd
  2. had geglansd
  3. had geglansd
  4. hadden geglansd
  5. hadden geglansd
  6. hadden geglansd
o.t.t.t.
  1. zal glanzen
  2. zult glanzen
  3. zal glanzen
  4. zullen glanzen
  5. zullen glanzen
  6. zullen glanzen
o.v.t.t.
  1. zou glanzen
  2. zou glanzen
  3. zou glanzen
  4. zouden glanzen
  5. zouden glanzen
  6. zouden glanzen
en verder
  1. is geglansd
  2. zijn geglansd
diversen
  1. glans!
  2. glanst!
  3. geglansd
  4. glanzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

glanzen [het ~] Nomen

  1. het glanzen
    glimmen; het glanzen

Verwandte Wörter für "glanzen":


Related Synonyms for glanzend