Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. geleden:
  2. lijden:


Niederländisch

Detailed Synonyms for geleden in Niederländisch

geleden:

geleden Adjektiv

  1. geleden
    geleden
  2. geleden
    – een bepaalde tijd terug 1
    geleden
    – een bepaalde tijd terug 1
    • geleden Adjektiv
      • 10 jaar geleden was ik nog jong1

Verwandte Definitionen für "geleden":

  1. een bepaalde tijd terug1
    • 10 jaar geleden was ik nog jong1

geleden form of lijden:

lijden Verb (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)

  1. lijden
    lijden
    • lijden Verb (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)

Konjugationen für lijden:

o.t.t.
  1. lijd
  2. lijdt
  3. lijdt
  4. lijden
  5. lijden
  6. lijden
o.v.t.
  1. leed
  2. leed
  3. leed
  4. leden
  5. leden
  6. leden
v.t.t.
  1. heb geleden
  2. hebt geleden
  3. heeft geleden
  4. hebben geleden
  5. hebben geleden
  6. hebben geleden
v.v.t.
  1. had geleden
  2. had geleden
  3. had geleden
  4. hadden geleden
  5. hadden geleden
  6. hadden geleden
o.t.t.t.
  1. zal lijden
  2. zult lijden
  3. zal lijden
  4. zullen lijden
  5. zullen lijden
  6. zullen lijden
o.v.t.t.
  1. zou lijden
  2. zou lijden
  3. zou lijden
  4. zouden lijden
  5. zouden lijden
  6. zouden lijden
diversen
  1. lijd!
  2. lijdt!
  3. geleden
  4. lijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lijden [het ~] Nomen (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)

  1. het lijden
    – er last van hebben 1
    lijden
    – er last van hebben 1
    • lijden [het ~] Nomen (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)
      • hij lijdt aan hoofdpijn1
  2. het lijden
    – er verdriet van hebben 1
    lijden
    – er verdriet van hebben 1
    • lijden [het ~] Nomen (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)
      • zij leed erg onder de ruzie met haar vriend1
  3. het lijden
    – iets ergs voelen 1
    lijden
    – iets ergs voelen 1
    • lijden [het ~] Nomen (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)
      • hij lijdt veel pijn1
  4. het lijden
    – wel leuk vinden 1
    lijden
    – wel leuk vinden 1
    • lijden [het ~] Nomen (lijd, lijdt, leed, leden, geleden)
      • ik mag hem wel lijden1

Konjugationen für lijden:

o.t.t.
  1. lijd
  2. lijdt
  3. lijdt
  4. lijden
  5. lijden
  6. lijden
o.v.t.
  1. leed
  2. leed
  3. leed
  4. leden
  5. leden
  6. leden
v.t.t.
  1. heb geleden
  2. hebt geleden
  3. heeft geleden
  4. hebben geleden
  5. hebben geleden
  6. hebben geleden
v.v.t.
  1. had geleden
  2. had geleden
  3. had geleden
  4. hadden geleden
  5. hadden geleden
  6. hadden geleden
o.t.t.t.
  1. zal lijden
  2. zult lijden
  3. zal lijden
  4. zullen lijden
  5. zullen lijden
  6. zullen lijden
o.v.t.t.
  1. zou lijden
  2. zou lijden
  3. zou lijden
  4. zouden lijden
  5. zouden lijden
  6. zouden lijden
diversen
  1. lijd!
  2. lijdt!
  3. geleden
  4. lijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "lijden":

  1. er last van hebben1
    • hij lijdt aan hoofdpijn1
  2. er verdriet van hebben1
    • zij leed erg onder de ruzie met haar vriend1
  3. iets ergs voelen1
    • hij lijdt veel pijn1
  4. wel leuk vinden1
    • ik mag hem wel lijden1

Related Synonyms for geleden