Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. boeten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for boeten in Niederländisch

boeten:

boeten Verb (boet, boette, boetten, geboet)

  1. boeten
    boeten
    • boeten Verb (boet, boette, boetten, geboet)

Konjugationen für boeten:

o.t.t.
  1. boet
  2. boet
  3. boet
  4. boeten
  5. boeten
  6. boeten
o.v.t.
  1. boette
  2. boette
  3. boette
  4. boetten
  5. boetten
  6. boetten
v.t.t.
  1. heb geboet
  2. hebt geboet
  3. heeft geboet
  4. hebben geboet
  5. hebben geboet
  6. hebben geboet
v.v.t.
  1. had geboet
  2. had geboet
  3. had geboet
  4. hadden geboet
  5. hadden geboet
  6. hadden geboet
o.t.t.t.
  1. zal boeten
  2. zult boeten
  3. zal boeten
  4. zullen boeten
  5. zullen boeten
  6. zullen boeten
o.v.t.t.
  1. zou boeten
  2. zou boeten
  3. zou boeten
  4. zouden boeten
  5. zouden boeten
  6. zouden boeten
diversen
  1. boet!
  2. boet!
  3. geboet
  4. boetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for boeten