Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. belanden:


Niederländisch

Detailed Synonyms for belanden in Niederländisch

belanden:

belanden Verb (beland, belandt, belandde, belandden, beland)

  1. belanden
    terechtkomen; geraken; verzeilen; belanden
    • terechtkomen Verb (kom terecht, komt terecht, kwam terecht, kwamen terecht, terechtgekomen)
    • geraken Verb (geraak, geraakt, geraakte, geraakten, geraakt)
    • verzeilen Verb
    • belanden Verb (beland, belandt, belandde, belandden, beland)

Konjugationen für belanden:

o.t.t.
  1. beland
  2. belandt
  3. belandt
  4. belanden
  5. belanden
  6. belanden
o.v.t.
  1. belandde
  2. belandde
  3. belandde
  4. belandden
  5. belandden
  6. belandden
v.t.t.
  1. ben beland
  2. bent beland
  3. is beland
  4. zijn beland
  5. zijn beland
  6. zijn beland
v.v.t.
  1. was beland
  2. was beland
  3. was beland
  4. waren beland
  5. waren beland
  6. waren beland
o.t.t.t.
  1. zal belanden
  2. zult belanden
  3. zal belanden
  4. zullen belanden
  5. zullen belanden
  6. zullen belanden
o.v.t.t.
  1. zou belanden
  2. zou belanden
  3. zou belanden
  4. zouden belanden
  5. zouden belanden
  6. zouden belanden
diversen
  1. beland!
  2. belandt!
  3. beland
  4. belandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze