Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. uitdunnen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for uitdunnen in Niederländisch

uitdunnen:

uitdunnen Verb (dun uit, dunt uit, dunde uit, dunden uit, uitgedund)

  1. uitdunnen
    uitdunnen; wegkappen
    • uitdunnen Verb (dun uit, dunt uit, dunde uit, dunden uit, uitgedund)
    • wegkappen Verb (kap weg, kapt weg, kapte weg, kapten weg, weggekapt)

Konjugationen für uitdunnen:

o.t.t.
  1. dun uit
  2. dunt uit
  3. dunt uit
  4. dunnen uit
  5. dunnen uit
  6. dunnen uit
o.v.t.
  1. dunde uit
  2. dunde uit
  3. dunde uit
  4. dunden uit
  5. dunden uit
  6. dunden uit
v.t.t.
  1. heb uitgedund
  2. hebt uitgedund
  3. heeft uitgedund
  4. hebben uitgedund
  5. hebben uitgedund
  6. hebben uitgedund
v.v.t.
  1. had uitgedund
  2. had uitgedund
  3. had uitgedund
  4. hadden uitgedund
  5. hadden uitgedund
  6. hadden uitgedund
o.t.t.t.
  1. zal uitdunnen
  2. zult uitdunnen
  3. zal uitdunnen
  4. zullen uitdunnen
  5. zullen uitdunnen
  6. zullen uitdunnen
o.v.t.t.
  1. zou uitdunnen
  2. zou uitdunnen
  3. zou uitdunnen
  4. zouden uitdunnen
  5. zouden uitdunnen
  6. zouden uitdunnen
en verder
  1. ben uitgedund
  2. bent uitgedund
  3. is uitgedund
  4. zijn uitgedund
  5. zijn uitgedund
  6. zijn uitgedund
diversen
  1. dun uit!
  2. dunt uit!
  3. uitgedund
  4. uitdunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze