Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. sorteren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for sorteren in Niederländisch

sorteren:

sorteren Verb (sorteer, sorteert, sorteerde, sorteerden, gesorteerd)

  1. sorteren
    sorteren; rangeren; schiften; uitzoeken; ordenen
    • sorteren Verb (sorteer, sorteert, sorteerde, sorteerden, gesorteerd)
    • rangeren Verb (rangeer, rangeert, rangeerde, rangeerden, gerangeerd)
    • schiften Verb (schift, schiftte, schiftten, geschift)
    • uitzoeken Verb (zoek uit, zoekt uit, zocht uit, zochten uit, uitgezocht)
    • ordenen Verb (orden, ordent, ordende, ordenden, geordend)
  2. sorteren
    sorteren
    • sorteren Verb (sorteer, sorteert, sorteerde, sorteerden, gesorteerd)

Konjugationen für sorteren:

o.t.t.
  1. sorteer
  2. sorteert
  3. sorteert
  4. sorteren
  5. sorteren
  6. sorteren
o.v.t.
  1. sorteerde
  2. sorteerde
  3. sorteerde
  4. sorteerden
  5. sorteerden
  6. sorteerden
v.t.t.
  1. heb gesorteerd
  2. hebt gesorteerd
  3. heeft gesorteerd
  4. hebben gesorteerd
  5. hebben gesorteerd
  6. hebben gesorteerd
v.v.t.
  1. had gesorteerd
  2. had gesorteerd
  3. had gesorteerd
  4. hadden gesorteerd
  5. hadden gesorteerd
  6. hadden gesorteerd
o.t.t.t.
  1. zal sorteren
  2. zult sorteren
  3. zal sorteren
  4. zullen sorteren
  5. zullen sorteren
  6. zullen sorteren
o.v.t.t.
  1. zou sorteren
  2. zou sorteren
  3. zou sorteren
  4. zouden sorteren
  5. zouden sorteren
  6. zouden sorteren
en verder
  1. ben gesorteerd
  2. bent gesorteerd
  3. is gesorteerd
  4. zijn gesorteerd
  5. zijn gesorteerd
  6. zijn gesorteerd
diversen
  1. sorteer!
  2. sorteert!
  3. gesorteerd
  4. sorterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze