Niederländisch

Detailed Synonyms for slopend in Niederländisch

slopen:

slopen Verb (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)

  1. slopen
    slopen; iets afbreken
  2. slopen
    vernietigen; vernielen; ruineren; slopen; afbreken; verwoesten
    • vernietigen Verb (vernietig, vernietigt, vernietigde, vernietigden, vernietigd)
    • vernielen Verb (verniel, vernielt, vernielde, vernielden, vernield)
    • ruineren Verb
    • slopen Verb (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • afbreken Verb (breek af, breekt af, brak af, braken af, afgebroken)
    • verwoesten Verb (verwoest, verwoestte, verwoestten, verwoest)
  3. slopen
    afbreken; slopen; omverhalen; uit elkaar halen; breken; neerhalen
    • afbreken Verb (breek af, breekt af, brak af, braken af, afgebroken)
    • slopen Verb (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • omverhalen Verb (haal omver, haalt omver, haalde omver, haalden omver, omver gehaald)
    • uit elkaar halen Verb (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
    • breken Verb (breek, breekt, brak, braken, gebroken)
    • neerhalen Verb (haal neer, haalt neer, haalde neer, haalden neer, neergehaald)
  4. slopen
    uitputten; vermoeien; slopen; afmatten; moe maken
    • uitputten Verb (put uit, putte uit, putten uit, uitgeput)
    • vermoeien Verb (vermoei, vermoeit, vermoeide, vermoeiden, vermoeid)
    • slopen Verb (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • afmatten Verb (mat af, matte af, matten af, afgemat)
    • moe maken Verb (maak moe, maakt moe, maakte moe, maakten moe, moe gemaakt)
  5. slopen
    – uit elkaar halen of afbreken 1
    slopen
    – uit elkaar halen of afbreken 1
    • slopen Verb (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
      • ze hebben de oude schuur gesloopt1

Konjugationen für slopen:

o.t.t.
  1. sloop
  2. sloopt
  3. sloopt
  4. slopen
  5. slopen
  6. slopen
o.v.t.
  1. sloopte
  2. sloopte
  3. sloopte
  4. sloopten
  5. sloopten
  6. sloopten
v.t.t.
  1. heb gesloopt
  2. hebt gesloopt
  3. heeft gesloopt
  4. hebben gesloopt
  5. hebben gesloopt
  6. hebben gesloopt
v.v.t.
  1. had gesloopt
  2. had gesloopt
  3. had gesloopt
  4. hadden gesloopt
  5. hadden gesloopt
  6. hadden gesloopt
o.t.t.t.
  1. zal slopen
  2. zult slopen
  3. zal slopen
  4. zullen slopen
  5. zullen slopen
  6. zullen slopen
o.v.t.t.
  1. zou slopen
  2. zou slopen
  3. zou slopen
  4. zouden slopen
  5. zouden slopen
  6. zouden slopen
en verder
  1. ben gesloopt
  2. bent gesloopt
  3. is gesloopt
  4. zijn gesloopt
  5. zijn gesloopt
  6. zijn gesloopt
diversen
  1. sloop!
  2. sloopt!
  3. gesloopt
  4. slopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "slopen":


Antonyme für "slopen":


Verwandte Definitionen für "slopen":

  1. uit elkaar halen of afbreken1
    • ze hebben de oude schuur gesloopt1