Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. gespatieerd:
  2. spatieren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for gespatieerd in Niederländisch

gespatieerd:

gespatieerd Adjektiv

  1. gespatieerd

gespatieerd form of spatieren:

spatieren Verb (spatieer, spatieert, spatieerde, spatieerden, gespatieerd)

  1. spatieren
    spatiëren; van spaties voorzien; spatieren
    • spatiëren Verb
    • van spaties voorzien Verb (voorzie van spaties, voorziet van spaties, voorzag van spaties, voorzagen van spaties, van spaties voorzien)
    • spatieren Verb (spatieer, spatieert, spatieerde, spatieerden, gespatieerd)

Konjugationen für spatieren:

o.t.t.
  1. spatieer
  2. spatieert
  3. spatieert
  4. spatieeren
  5. spatieeren
  6. spatieeren
o.v.t.
  1. spatieerde
  2. spatieerde
  3. spatieerde
  4. spatieerden
  5. spatieerden
  6. spatieerden
v.t.t.
  1. heb gespatieerd
  2. hebt gespatieerd
  3. heeft gespatieerd
  4. hebben gespatieerd
  5. hebben gespatieerd
  6. hebben gespatieerd
v.v.t.
  1. had gespatieerd
  2. had gespatieerd
  3. had gespatieerd
  4. hadden gespatieerd
  5. hadden gespatieerd
  6. hadden gespatieerd
o.t.t.t.
  1. zal spatieren
  2. zult spatieren
  3. zal spatieren
  4. zullen spatieren
  5. zullen spatieren
  6. zullen spatieren
o.v.t.t.
  1. zou spatieren
  2. zou spatieren
  3. zou spatieren
  4. zouden spatieren
  5. zouden spatieren
  6. zouden spatieren
en verder
  1. ben gespatieerd
  2. bent gespatieerd
  3. is gespatieerd
  4. zijn gespatieerd
  5. zijn gespatieerd
  6. zijn gespatieerd
diversen
  1. spatieer!
  2. spatieert!
  3. gespatieerd
  4. spatieerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze