Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Niederländisch ->Suche: floepen

Niederländische Search Results for: floepen

Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. floepen:

Niederländisch

Detailed Synonyms for floepen in Niederländisch

floepen:

floepen Verb (floep, floept, floepte, floepten, gefloept)

  1. floepen
    glippen; floepen; wegglippen
    • glippen Verb (glip, glipt, glipte, glipten, geglipt)
    • floepen Verb (floep, floept, floepte, floepten, gefloept)
    • wegglippen Verb

Konjugationen für floepen:

o.t.t.
  1. floep
  2. floept
  3. floept
  4. floepen
  5. floepen
  6. floepen
o.v.t.
  1. floepte
  2. floepte
  3. floepte
  4. floepten
  5. floepten
  6. floepten
v.t.t.
  1. heb gefloept
  2. hebt gefloept
  3. heeft gefloept
  4. hebben gefloept
  5. hebben gefloept
  6. hebben gefloept
v.v.t.
  1. had gefloept
  2. had gefloept
  3. had gefloept
  4. hadden gefloept
  5. hadden gefloept
  6. hadden gefloept
o.t.t.t.
  1. zal floepen
  2. zult floepen
  3. zal floepen
  4. zullen floepen
  5. zullen floepen
  6. zullen floepen
o.v.t.t.
  1. zou floepen
  2. zou floepen
  3. zou floepen
  4. zouden floepen
  5. zouden floepen
  6. zouden floepen
diversen
  1. floep!
  2. floept!
  5. gefloept
  6. floepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Kostenfreie, schnelle Übersetzungen

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Seite gezeigt in 0.0377 Sekunden
Seite aufgebaut in 1.0 Sekunden