Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. wegzinken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wegzinken (Niederländisch) ins Französisch

wegzinken:

wegzinken [znw.] Nomen

  1. wegzinken (inzinken)
    l'affaissement; l'éboulement; l'écroulement; le tassement de terrain

wegzinken Verb (zink weg, zinkt weg, zonk weg, zonken weg, weggezonken)

  1. wegzinken (vervallen; wegglijden; inzinken; )
    couler; sombrer; s'enfoncer; s'enliser
    • couler Verb (coule, coules, coulons, coulez, )
    • sombrer Verb (sombre, sombres, sombrons, sombrez, )
    • s'enfoncer Verb
    • s'enliser Verb

Konjugationen für wegzinken:

o.t.t.
  1. zink weg
  2. zinkt weg
  3. zinkt weg
  4. zinken weg
  5. zinken weg
  6. zinken weg
o.v.t.
  1. zonk weg
  2. zonk weg
  3. zonk weg
  4. zonken weg
  5. zonken weg
  6. zonken weg
v.t.t.
  1. ben weggezonken
  2. bent weggezonken
  3. is weggezonken
  4. zijn weggezonken
  5. zijn weggezonken
  6. zijn weggezonken
v.v.t.
  1. was weggezonken
  2. was weggezonken
  3. was weggezonken
  4. waren weggezonken
  5. waren weggezonken
  6. waren weggezonken
o.t.t.t.
  1. zal wegzinken
  2. zult wegzinken
  3. zal wegzinken
  4. zullen wegzinken
  5. zullen wegzinken
  6. zullen wegzinken
o.v.t.t.
  1. zou wegzinken
  2. zou wegzinken
  3. zou wegzinken
  4. zouden wegzinken
  5. zouden wegzinken
  6. zouden wegzinken
diversen
  1. zink weg!
  2. zinkt weg!
  3. weggezonken
  4. wegzinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wegzinken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
affaissement inzinken; wegzinken grondverzakking; inzakking; uitzakking; verzakking
couler afvloeien; wegstromen; wegvloeien
tassement de terrain inzinken; wegzinken
éboulement inzinken; wegzinken ineenstorten; instorten
écroulement inzinken; wegzinken debacle; ineenstorten; ineenstorting; ineenzakking; instorten; instorting; inzakking; neervallen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
couler afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken afdruipen; afvloeien; afvoeren; doen wegvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; galvaniseren; gulpen; gutsen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; kelderen; lopen; onder water gaan; ondergaan; sijpelen; stromen; uitdruppelen; verzinken; vlieden; vloeien; vluchten; weglekken; wegstromen; wegvloeien; wegvluchten; zakken; zinken
s'enfoncer afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken galvaniseren; in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken; verzinken; wegzakken; zakken in
s'enliser afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken verzanden
sombrer afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzinken achteruitgaan; bezwijken; galvaniseren; instorten; kelderen; onder water gaan; ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; verzinken; wegrotten; zakken; zinken