Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. weerhouden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für weerhouden (Niederländisch) ins Französisch

weerhouden:

weerhouden Verb (weerhoud, weerhoudt, weerhield, weerhielden, weerhouden)

  1. weerhouden (beletten; ervanaf houden; afhouden)
    retenir; empêcher; arrêter; contrecarrer; stopper; dissuader
    • retenir Verb (retiens, retient, retenons, retenez, )
    • empêcher Verb (empêchs, empêcht, empêchons, empêchez, )
    • arrêter Verb (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • contrecarrer Verb (contrecarre, contrecarres, contrecarrons, contrecarrez, )
    • stopper Verb (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, )
    • dissuader Verb (dissuade, dissuades, dissuadons, dissuadez, )

Konjugationen für weerhouden:

o.t.t.
  1. weerhoud
  2. weerhoudt
  3. weerhoudt
  4. weerhouden
  5. weerhouden
  6. weerhouden
o.v.t.
  1. weerhield
  2. weerhield
  3. weerhield
  4. weerhielden
  5. weerhielden
  6. weerhielden
v.t.t.
  1. heb weerhouden
  2. hebt weerhouden
  3. heeft weerhouden
  4. hebben weerhouden
  5. hebben weerhouden
  6. hebben weerhouden
v.v.t.
  1. had weerhouden
  2. had weerhouden
  3. had weerhouden
  4. hadden weerhouden
  5. hadden weerhouden
  6. hadden weerhouden
o.t.t.t.
  1. zal weerhouden
  2. zult weerhouden
  3. zal weerhouden
  4. zullen weerhouden
  5. zullen weerhouden
  6. zullen weerhouden
o.v.t.t.
  1. zou weerhouden
  2. zou weerhouden
  3. zou weerhouden
  4. zouden weerhouden
  5. zouden weerhouden
  6. zouden weerhouden
diversen
  1. weerhoud!
  2. weerhoudt!
  3. weerhouden
  4. weerhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weerhouden [znw.] Nomen

  1. weerhouden (beletten; afhouden)
    l'interdiction; la retenue; l'empêchement

Übersetzung Matrix für weerhouden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
empêchement afhouden; beletten; weerhouden belemmering; beletsel; bemoeilijking; blijven steken; haperen; hinder; hindernis; klip; obstakel; obstructie; verhindering; verstopping in het lichaam
interdiction afhouden; beletten; weerhouden ontzeggen; ontzegging; verbod
retenue afhouden; beletten; weerhouden bescheidenheid; dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; ingetogenheid; kuisheid; matiging; mindering; moderatie; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; pretentieloosheid; reinheid; tempering; voorkomendheid; zedigheid
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrêter afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden aanhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; arresteren; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; gesprek beëindigen; gevangennemen; halt houden; in hechtenis nemen; inrekenen; opgeven; ophouden; oppakken; remmen; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vatten; vertragen
contrecarrer afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden beperken; dwarsbomen; dwarsliggen; een kruis slaan; hinderen; indammen; inkapselen; inperken; kruisen; laveren; limiteren; onmogelijk maken; storen; tegen de wind in varen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; weerstreven
dissuader afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden afraden; ompraten; omverpraten; ontraden; overhalen; overreden; overtuigen
empêcher afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden afweren; belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; pareren; storen; tegenwerken; verhinderen; voorkomen; voorkómen; weren
retenir afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden achterhouden; afhouden; aftrekken; bedaren; bedwingen; beet hebben; beheersen; bemantelen; beteugelen; blijven staan; charteren; dwarsbomen; dwarsliggen; geen afstand doen van; gevangen zetten; handhaven; houden; huren; in bedwang houden; in de cel zetten; in mindering brengen; inhouden; interneren; intomen; isoleren; matigen; naar zich toe trekken; niet laten gaan; onderdrukken; onthouden; opnemen; opslaan; opsluiten; reserveren; stand houden; stilhouden; stilstaan; stoppen; tegenwerken; terughouden; vasthebben; vasthouden; vastzetten; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verrekenen; versluieren; verstoppen; voorbehouden; wegstoppen
stopper afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden aflopen; afsluiten; afzetten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; halt houden; halthouden; ophouden; remmen; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen; tot stilstand brengen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan

Verwandte Wörter für "weerhouden":

  • weerhoudenen

Wiktionary Übersetzungen für weerhouden:

weerhouden
verb
  1. beletten om iets te doen