Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. uitkrijsen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitkrijsen (Niederländisch) ins Französisch

uitkrijsen:

uitkrijsen Verb (krijs uit, krijst uit, krijste uit, krijsten uit, uitgekrijst)

  1. uitkrijsen (uitgillen)
    glapir; hurler; crier; mugir
    • glapir Verb (glapis, glapit, glapissons, glapissez, )
    • hurler Verb (hurle, hurles, hurlons, hurlez, )
    • crier Verb (crie, cries, crions, criez, )
    • mugir Verb (mugis, mugit, mugissons, mugissez, )
  2. uitkrijsen (uitschreeuwen; uitroepen; uitgillen; uitbrullen)
    crier; hurler; s'exclamer; criailler; pousser de cris aigus
    • crier Verb (crie, cries, crions, criez, )
    • hurler Verb (hurle, hurles, hurlons, hurlez, )
    • s'exclamer Verb
    • criailler Verb (criaille, criailles, criaillons, criaillez, )

Konjugationen für uitkrijsen:

o.t.t.
  1. krijs uit
  2. krijst uit
  3. krijst uit
  4. krijsen uit
  5. krijsen uit
  6. krijsen uit
o.v.t.
  1. krijste uit
  2. krijste uit
  3. krijste uit
  4. krijsten uit
  5. krijsten uit
  6. krijsten uit
v.t.t.
  1. heb uitgekrijst
  2. hebt uitgekrijst
  3. heeft uitgekrijst
  4. hebben uitgekrijst
  5. hebben uitgekrijst
  6. hebben uitgekrijst
v.v.t.
  1. had uitgekrijst
  2. had uitgekrijst
  3. had uitgekrijst
  4. hadden uitgekrijst
  5. hadden uitgekrijst
  6. hadden uitgekrijst
o.t.t.t.
  1. zal uitkrijsen
  2. zult uitkrijsen
  3. zal uitkrijsen
  4. zullen uitkrijsen
  5. zullen uitkrijsen
  6. zullen uitkrijsen
o.v.t.t.
  1. zou uitkrijsen
  2. zou uitkrijsen
  3. zou uitkrijsen
  4. zouden uitkrijsen
  5. zouden uitkrijsen
  6. zouden uitkrijsen
en verder
  1. ben uitgekrijst
  2. bent uitgekrijst
  3. is uitgekrijst
  4. zijn uitgekrijst
  5. zijn uitgekrijst
  6. zijn uitgekrijst
diversen
  1. krijs uit!
  2. krijst uit!
  3. uitgekrijst
  4. uitkreisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitkrijsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
criailler uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreeuwen
crier uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; kraaien; krijsen; krijten; praaien; roepen; schreeuwen; toeroepen; uitroepen; uitschreeuwen
glapir uitgillen; uitkrijsen blaffen; brullen; gillen; huilen; janken; keffen; krijsen; schreien; uitgieren
hurler uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; razen; schreeuwen; snikken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgieren; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
mugir uitgillen; uitkrijsen balken; brullen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; loeien; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen
pousser de cris aigus uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen brullen; huilen; janken; krijsen
s'exclamer uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen uitroepen