Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. rondbrengen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für rondbrengen (Niederländisch) ins Französisch

rondbrengen:

rondbrengen Verb (breng rond, brengt rond, bracht rond, brachten rond, rondgebracht)

  1. rondbrengen (thuisbezorgen; bezorgen; brengen; afleveren; bestellen)
    fournir; apporter; livrer; porter à domicile; distribuer à domicile; distribuer; livrer à domicile
    • fournir Verb (fournis, fournit, fournissons, fournissez, )
    • apporter Verb (apporte, apportes, apportons, apportez, )
    • livrer Verb (livre, livres, livrons, livrez, )
    • distribuer Verb (distribue, distribues, distribuons, distribuez, )

Konjugationen für rondbrengen:

o.t.t.
  1. breng rond
  2. brengt rond
  3. brengt rond
  4. brengen rond
  5. brengen rond
  6. brengen rond
o.v.t.
  1. bracht rond
  2. bracht rond
  3. bracht rond
  4. brachten rond
  5. brachten rond
  6. brachten rond
v.t.t.
  1. heb rondgebracht
  2. hebt rondgebracht
  3. heeft rondgebracht
  4. hebben rondgebracht
  5. hebben rondgebracht
  6. hebben rondgebracht
v.v.t.
  1. had rondgebracht
  2. had rondgebracht
  3. had rondgebracht
  4. hadden rondgebracht
  5. hadden rondgebracht
  6. hadden rondgebracht
o.t.t.t.
  1. zal rondbrengen
  2. zult rondbrengen
  3. zal rondbrengen
  4. zullen rondbrengen
  5. zullen rondbrengen
  6. zullen rondbrengen
o.v.t.t.
  1. zou rondbrengen
  2. zou rondbrengen
  3. zou rondbrengen
  4. zouden rondbrengen
  5. zouden rondbrengen
  6. zouden rondbrengen
diversen
  1. breng rond!
  2. brengt rond!
  3. rondgebracht
  4. rondbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für rondbrengen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apporter afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; afleveren; bezorgen; bijdragen; brengen; erop vooruit gaan; langs brengen; leveren; meebrengen; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven tillen; naartoe brengen; omhoogdragen; omhoogleiden; opwaarts dragen; overhandigen; toeleveren; vooruitkomen; vorderen
distribuer afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen distribueren; geven; gunnen; gunst verlenen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondzenden; schenken; uitdelen; uitkeren; uitreiken; verdelen; verlenen; verstrekken
distribuer à domicile afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; orderen; overhandigen; thuisbezorgen
fournir afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aan tafel bedienen; aanleveren; afleveren; bedienen; bezorgen; brengen; distribueren; fourneren; geven; gunnen; gunst verlenen; leveren; opdienen; opdissen; overhandigen; ronddelen; schenken; toeleveren; uitreiken; verdelen; verlenen; verschaffen; verstrekken; versturen; voorzetten; zenden; zich iets verschaffen
livrer afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aangeven; aanleveren; aanreiken; afgeven; afleveren; bezorgen; brengen; geven; gunnen; gunst verlenen; leveren; opbrengen; opleveren; overgeven; overhandigen; schenken; toedragen; toeleveren; toesteken; toevoeren; verlenen; verstrekken; versturen; zenden
livrer à domicile afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; thuisbezorgen; toeleveren
porter à domicile afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; rondbrengen; thuisbezorgen aanleveren; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; thuisbezorgen; toeleveren