Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. ophebben:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ophebben (Niederländisch) ins Französisch

ophebben:

ophebben Verb (heb op, hebt op, had op, hadden op, opgehad)

  1. ophebben
    avaler; avoir bu; avoir consommé; consommer; avoir dépensé; avoir mangé
    • avaler Verb (avale, avales, avalons, avalez, )
    • avoir bu Verb
    • consommer Verb (consomme, consommes, consommons, consommez, )

Konjugationen für ophebben:

o.t.t.
  1. heb op
  2. hebt op
  3. hebt op
  4. hebben op
  5. hebben op
  6. hebben op
o.v.t.
  1. had op
  2. had op
  3. had op
  4. hadden op
  5. hadden op
  6. hadden op
v.t.t.
  1. heb opgehad
  2. hebt opgehad
  3. heeft opgehad
  4. hebben opgehad
  5. hebben opgehad
  6. hebben opgehad
v.v.t.
  1. had opgehad
  2. had opgehad
  3. had opgehad
  4. hadden opgehad
  5. hadden opgehad
  6. hadden opgehad
o.t.t.t.
  1. zal ophebben
  2. zult ophebben
  3. zal ophebben
  4. zullen ophebben
  5. zullen ophebben
  6. zullen ophebben
o.v.t.t.
  1. zou ophebben
  2. zou ophebben
  3. zou ophebben
  4. zouden ophebben
  5. zouden ophebben
  6. zouden ophebben
diversen
  1. heb op!
  2. hebt op!
  3. opgehad
  4. ophebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ophebben:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avaler ophebben absorberen; borrelen; doorslikken; drinken; inmaken; inpekelen; inslikken; inzouten; nuttigen; opnemen; oppeuzelen; opvreten; opzouten; slikken; verbijten; verkroppen; verschalken; verslinden; verzwelgen; wegslikken; welgevallen; zuipen
avoir bu ophebben
avoir consommé ophebben
avoir dépensé ophebben
avoir mangé ophebben
consommer ophebben afdragen; bikken; bunkeren; consumeren; dineren; doorjagen; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; laven; leegeten; lenigen; lessen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opmaken; oppeuzelen; opvreten; schransen; schrokken; slijten; tafelen; tegoed doen; tot zich nemen; uitgebreid eten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslijten; verslinden; verteren; volvoeren; vreten; zitten proppen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
consommer verbruiken