Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. incalculeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für incalculeren (Niederländisch) ins Französisch

incalculeren:

incalculeren Verb (calculeer in, calculeert in, calculeerde in, calculeerden in, ingecalculeerd)

  1. incalculeren (rekening houden met)
  2. incalculeren (verdisconteren)
    escompter; prévoir
    • escompter Verb (escompte, escomptes, escomptons, escomptez, )
    • prévoir Verb (prévois, prévoit, prévoyons, prévoyez, )

Konjugationen für incalculeren:

o.t.t.
  1. calculeer in
  2. calculeert in
  3. calculeert in
  4. calculeren in
  5. calculeren in
  6. calculeren in
o.v.t.
  1. calculeerde in
  2. calculeerde in
  3. calculeerde in
  4. calculeerden in
  5. calculeerden in
  6. calculeerden in
v.t.t.
  1. heb ingecalculeerd
  2. hebt ingecalculeerd
  3. heeft ingecalculeerd
  4. hebben ingecalculeerd
  5. hebben ingecalculeerd
  6. hebben ingecalculeerd
v.v.t.
  1. had ingecalculeerd
  2. had ingecalculeerd
  3. had ingecalculeerd
  4. hadden ingecalculeerd
  5. hadden ingecalculeerd
  6. hadden ingecalculeerd
o.t.t.t.
  1. zal incalculeren
  2. zult incalculeren
  3. zal incalculeren
  4. zullen incalculeren
  5. zullen incalculeren
  6. zullen incalculeren
o.v.t.t.
  1. zou incalculeren
  2. zou incalculeren
  3. zou incalculeren
  4. zouden incalculeren
  5. zouden incalculeren
  6. zouden incalculeren
diversen
  1. calculeer in!
  2. calculeert in!
  3. ingecalculeerd
  4. incalculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für incalculeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
escompter incalculeren; verdisconteren disconteren
prévoir incalculeren; verdisconteren plannen; tevoren zien; voorzien
tenir compte de incalculeren; rekening houden met