Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. glanzen:
  2. glans:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für glansen (Niederländisch) ins Französisch

glansen form of glanzen:

glanzen Verb (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)

  1. glanzen (fonkelen; stralen; schijnen; )
    briller; étinceler; resplendir
    • briller Verb (brille, brilles, brillons, brillez, )
    • étinceler Verb (étincelle, étincelles, étincelons, étincelez, )
    • resplendir Verb (resplendis, resplendit, resplendissons, resplendissez, )

Konjugationen für glanzen:

o.t.t.
  1. glans
  2. glanst
  3. glanst
  4. glansen
  5. glansen
  6. glansen
o.v.t.
  1. glansde
  2. glansde
  3. glansde
  4. glansden
  5. glansden
  6. glansden
v.t.t.
  1. heb geglansd
  2. hebt geglansd
  3. heeft geglansd
  4. hebben geglansd
  5. hebben geglansd
  6. hebben geglansd
v.v.t.
  1. had geglansd
  2. had geglansd
  3. had geglansd
  4. hadden geglansd
  5. hadden geglansd
  6. hadden geglansd
o.t.t.t.
  1. zal glanzen
  2. zult glanzen
  3. zal glanzen
  4. zullen glanzen
  5. zullen glanzen
  6. zullen glanzen
o.v.t.t.
  1. zou glanzen
  2. zou glanzen
  3. zou glanzen
  4. zouden glanzen
  5. zouden glanzen
  6. zouden glanzen
en verder
  1. is geglansd
  2. zijn geglansd
diversen
  1. glans!
  2. glanst!
  3. geglansd
  4. glanzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

glanzen [het ~] Nomen

  1. het glanzen (glimmen)
    l'éclat; la brillance

Übersetzung Matrix für glanzen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
brillance glanzen; glimmen blinken
éclat glanzen; glimmen blinken; deining; diggel; dreun; emotionele uitval; flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glans; glinstering; gloed; haarkrul; klap; knal; krul; kwak; luister; ontlading; ophef; plotselinge uitbarsting; scherf; schijn; schitteren; schittering; smak; splinter; uitbarsten; uitbarsting; uitval; vonk; vulkaanuitbarsting
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
briller flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen blaken; blinken; excelleren; flitsen; fonkelen; glimmen; glinsteren; glitteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; lichten; onderscheiden; oplichten; overtreffen; schijnen; schitteren; stralen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
resplendir flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen blaken; fonkelen; glinsteren; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schitteren; stralen
étinceler flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen blaken; flonkeren; fonkelen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; schitteren; stralen; vonken

Verwandte Wörter für "glanzen":


Wiktionary Übersetzungen für glanzen:

glanzen
verb
  1. in zekere mate licht weerspiegelen of voortbrengen
glanzen
verb
  1. (term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience.

Cross Translation:
FromToVia
glanzen briller sheen — shine; glisten

glans:

glans [de ~ (m)] Nomen

  1. de glans (schijnsel; schijn; gloed; straling)
    la lueur; le lustre
  2. de glans (praal; pracht; luister; pronk)
    la splendeur; la magnificence; le faste; le lustre; l'apparat; la pompe
  3. de glans (glanslaag)
  4. de glans (gloed)
    le rougeoiement; le reflets
  5. de glans (schitteren; luister)
    l'éclat; le lustre; la lueur; l'étincellement; le scintillement

Übersetzung Matrix für glans:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
apparat glans; luister; praal; pracht; pronk ceremonie; omhaal; plechtigheid; plichtpleging; processie; staatsie; stoet
couche brillante glans; glanslaag
faste glans; luister; praal; pracht; pronk weidsheid
lueur glans; gloed; luister; schijn; schijnsel; schitteren; straling deemstering; flakkering; flikkering; geflikker; glimp; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht; schijn; schittering; signaalvlam; sprankeltje; vleug; vleugje; vonkje
lustre glans; gloed; luister; praal; pracht; pronk; schijn; schijnsel; schitteren; straling hanglamp; kroonjaar; lustrum; vijfjaarlijks feest
magnificence glans; luister; praal; pracht; pronk gelukzaligheid; gezegende toestand; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; heil; indrukwekkendheid; luxe; overvloed; pracht; voorspoed; weelde; weelderigheid; weidsheid; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
pompe glans; luister; praal; pracht; pronk bloedpomp; grandeur; grootsheid; hart; indrukwekkendheid; luxe; overvloed; pomp; pracht; weelde; weelderigheid
reflets glans; gloed reflectie; spiegelbeeld; spiegeling; weerkaatsing; weerschijn; weerspiegeling
rougeoiement glans; gloed
scintillement glans; luister; schitteren flakker; flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glinstering; glitter; schijn; schittering; sprankelen; vonk
splendeur glans; luister; praal; pracht; pronk fonkelen; fonkeling; gelukzaligheid; glitter; glorie; heerlijkheid; luxe; overvloed; pracht; schittering; sprankelen; weelde; weelderigheid
éclat glans; luister; schitteren blinken; deining; diggel; dreun; emotionele uitval; flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glanzen; glimmen; glinstering; gloed; haarkrul; klap; knal; krul; kwak; ontlading; ophef; plotselinge uitbarsting; scherf; schijn; schittering; smak; splinter; uitbarsten; uitbarsting; uitval; vonk; vulkaanuitbarsting
étincellement glans; luister; schitteren flakker; flakkering; flikkeren; flikkering; flits; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; gesprankel; glinstering; glitter; schijn; schittering; snel beeld; sprankelen; vonk

Verwandte Wörter für "glans":


Synonyms for "glans":


Verwandte Definitionen für "glans":

  1. weerspiegeling van een glad oppervlak1
    • het hout is erg glad: er ligt helemaal een glans over1

Wiktionary Übersetzungen für glans:


Cross Translation:
FromToVia
glans brillance brightness — the quality of being bright
glans éclat; lustre luster — a shine, polish or sparkle
glans éclat luster — brilliance, attractiveness or splendor
glans brillance sheen — splendor; radiance; shininess