Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. geklemd:
  2. klemmen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geklemd (Niederländisch) ins Französisch

geklemd:


klemmen:

klemmen Verb (klem, klemt, klemde, klemden, geklemd)

  1. klemmen (omklemmen; knellen)
    serrer; saisir; coincer; pincer; presser; tordre; comprimer; happer; compresser
    • serrer Verb (serre, serres, serrons, serrez, )
    • saisir Verb (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • coincer Verb (coince, coinces, coinçons, coincez, )
    • pincer Verb (pince, pinces, pinçons, pincez, )
    • presser Verb (presse, presses, pressons, pressez, )
    • tordre Verb (tords, tord, tordons, tordez, )
    • comprimer Verb (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, )
    • happer Verb (happe, happes, happons, happez, )
    • compresser Verb (compresse, compresses, compressons, compressez, )

Konjugationen für klemmen:

o.t.t.
  1. klem
  2. klemt
  3. klemt
  4. klemmen
  5. klemmen
  6. klemmen
o.v.t.
  1. klemde
  2. klemde
  3. klemde
  4. klemden
  5. klemden
  6. klemden
v.t.t.
  1. heb geklemd
  2. hebt geklemd
  3. heeft geklemd
  4. hebben geklemd
  5. hebben geklemd
  6. hebben geklemd
v.v.t.
  1. had geklemd
  2. had geklemd
  3. had geklemd
  4. hadden geklemd
  5. hadden geklemd
  6. hadden geklemd
o.t.t.t.
  1. zal klemmen
  2. zult klemmen
  3. zal klemmen
  4. zullen klemmen
  5. zullen klemmen
  6. zullen klemmen
o.v.t.t.
  1. zou klemmen
  2. zou klemmen
  3. zou klemmen
  4. zouden klemmen
  5. zouden klemmen
  6. zouden klemmen
en verder
  1. is geklemd
diversen
  1. klem!
  2. klemt!
  3. geklemd
  4. klemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für klemmen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
serrer aanschroeven; vastschroeven
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
coincer klemmen; knellen; omklemmen afklemmen; afknijpen; knellen; strak zitten
compresser klemmen; knellen; omklemmen comprimeren; fijndrukken; inpakken; knellen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen
comprimer klemmen; knellen; omklemmen comprimeren; fijndrukken; inpersen; insnoeren; kleiner maken; knellen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verkleinen
happer klemmen; knellen; omklemmen
pincer klemmen; knellen; omklemmen dichtknijpen; grijpen; klauwen; knellen; leegknijpen; pakken; strak zitten; tokkelen; uitdrukken; uitknijpen; vangen; vastknijpen; vatten; verstrikken
presser klemmen; knellen; omklemmen aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; knellen; leegknijpen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
saisir klemmen; knellen; omklemmen aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; fascineren; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; inzien; ketenen; klauwen; kluisteren; met handen omvatten; met het verstand vatten; omspannen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen
serrer klemmen; knellen; omklemmen aandraaien; aandrukken; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemzetten; knellen; knuffelen; liefkozen; met gespannen voorwerp omsluiten; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdraaien; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven
tordre klemmen; knellen; omklemmen ineendraaien; knellen; ontwrichten; strak zitten; uitwringen; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verdraaien; verstuiken; verwringen; verzwikken; wriggelen; wrikken; wringen; zich wringen; zwikken

Verwandte Wörter für "klemmen":


Wiktionary Übersetzungen für klemmen:

klemmen
verb
  1. serrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.

Cross Translation:
FromToVia
klemmen presser; comprimer; tasser; serrer squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once