Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. afgeplat:
  2. afplatten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afgeplat (Niederländisch) ins Französisch

afgeplat:

afgeplat Adjektiv

  1. afgeplat
    aplati

Übersetzung Matrix für afgeplat:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aplati afgeplat geplet; geëgaliseerd; plat; vlak

afplatten:

afplatten Verb (plat af, platte af, platten af, afgeplat)

  1. afplatten (platmaken; effenen)
    lisser; aplatir; égaliser; aplanir
    • lisser Verb (lisse, lisses, lissons, lissez, )
    • aplatir Verb (aplatis, aplatit, aplatissons, aplatissez, )
    • égaliser Verb (égalise, égalises, égalisons, égalisez, )
    • aplanir Verb (aplanis, aplanit, aplanissons, aplanissez, )

Konjugationen für afplatten:

o.t.t.
  1. plat af
  2. plat af
  3. plat af
  4. platten af
  5. platten af
  6. platten af
o.v.t.
  1. platte af
  2. platte af
  3. platte af
  4. platten af
  5. platten af
  6. platten af
v.t.t.
  1. heb afgeplat
  2. hebt afgeplat
  3. heeft afgeplat
  4. hebben afgeplat
  5. hebben afgeplat
  6. hebben afgeplat
v.v.t.
  1. had afgeplat
  2. had afgeplat
  3. had afgeplat
  4. hadden afgeplat
  5. hadden afgeplat
  6. hadden afgeplat
o.t.t.t.
  1. zal afplatten
  2. zult afplatten
  3. zal afplatten
  4. zullen afplatten
  5. zullen afplatten
  6. zullen afplatten
o.v.t.t.
  1. zou afplatten
  2. zou afplatten
  3. zou afplatten
  4. zouden afplatten
  5. zouden afplatten
  6. zouden afplatten
diversen
  1. plat af!
  2. plat af!
  3. afgeplat
  4. afplattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afplatten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
égaliser vlak maken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aplanir afplatten; effenen; platmaken effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen
aplatir afplatten; effenen; platmaken fijndrukken; platdrukken; platmaken; platstampen; platwalsen; pletten; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen
lisser afplatten; effenen; platmaken effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; glanzig verven; nivelleren; satineren; vlak maken
égaliser afplatten; effenen; platmaken assimileren; betalen; bijknippen; een beetje knippen; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; vereffenen; vlak maken; voldoen