Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. accorderen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für accorderen (Niederländisch) ins Französisch

accorderen:

accorderen [znw.] Nomen

  1. accorderen (afspreken)
    la convention; l'accord; le fait de se mettre d'accord
  2. accorderen (overeenstemmen)
    l'accord; la convention

accorderen Verb (accordeer, accordeert, accordeerde, accordeerden, geaccordeerd)

  1. accorderen (overeenkomen; afspreken)

Konjugationen für accorderen:

o.t.t.
  1. accordeer
  2. accordeert
  3. accordeert
  4. accorderen
  5. accorderen
  6. accorderen
o.v.t.
  1. accordeerde
  2. accordeerde
  3. accordeerde
  4. accordeerden
  5. accordeerden
  6. accordeerden
v.t.t.
  1. heb geaccordeerd
  2. hebt geaccordeerd
  3. heeft geaccordeerd
  4. hebben geaccordeerd
  5. hebben geaccordeerd
  6. hebben geaccordeerd
v.v.t.
  1. had geaccordeerd
  2. had geaccordeerd
  3. had geaccordeerd
  4. hadden geaccordeerd
  5. hadden geaccordeerd
  6. hadden geaccordeerd
o.t.t.t.
  1. zal accorderen
  2. zult accorderen
  3. zal accorderen
  4. zullen accorderen
  5. zullen accorderen
  6. zullen accorderen
o.v.t.t.
  1. zou accorderen
  2. zou accorderen
  3. zou accorderen
  4. zouden accorderen
  5. zouden accorderen
  6. zouden accorderen
diversen
  1. accordeer!
  2. accordeert!
  3. geaccordeerd
  4. accorderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für accorderen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accord accorderen; afspreken; overeenstemmen accoord; afspraak; akkoord; arrangement; bijval; compromis; contract; deal; eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; fiat; gemeenschappelijkheid; goedkeuring; goedvinden; harmonie; instemming; overeenkomst; overeenstemming; permissie; regeling; saamhorigheid; saamhorigheidsgevoel; schikking; solidariteit; toelating; toestemming; transactie; verbondenheid; vereffening; vergelijk; zaak
convention accorderen; afspreken; overeenstemmen accoord; afspraak; akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; contract; federatie; gemeenschappelijkheid; goedkeuring; liga; overeenkomst; pact; regeling; schikking; toestemming; traktaat; unie; verbond; verdrag
fait de se mettre d'accord accorderen; afspreken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
s'entendre sur accorderen; afspreken; overeenkomen eens worden; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen; overeenstemmen met; stroken; stroken met
tomber d'accord sur accorderen; afspreken; overeenkomen