Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. uitputten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für putten uit (Niederländisch) ins Französisch

putten uit form of uitputten:

uitputten Verb (put uit, putte uit, putten uit, uitgeput)

  1. uitputten (moe maken; vermoeien; slopen; afmatten)
    épuiser; fatiguer; dépérir; exténuer
    • épuiser Verb (épuise, épuises, épuisons, épuisez, )
    • fatiguer Verb (fatigue, fatigues, fatiguons, fatiguez, )
    • dépérir Verb (dépéris, dépérit, dépérissons, dépérissez, )
    • exténuer Verb (exténue, exténues, exténuons, exténuez, )
  2. uitputten (verzwakken; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden)
    affaiblir; atténuer; épuiser; perdre sa force; s'affaiblir
    • affaiblir Verb (affaiblis, affaiblit, affaiblissons, affaiblissez, )
    • atténuer Verb (atténue, atténues, atténuons, atténuez, )
    • épuiser Verb (épuise, épuises, épuisons, épuisez, )

Konjugationen für uitputten:

o.t.t.
  1. put uit
  2. put uit
  3. put uit
  4. putten uit
  5. putten uit
  6. putten uit
o.v.t.
  1. putte uit
  2. putte uit
  3. putte uit
  4. putten uit
  5. putten uit
  6. putten uit
v.t.t.
  1. ben uitgeput
  2. bent uitgeput
  3. is uitgeput
  4. zijn uitgeput
  5. zijn uitgeput
  6. zijn uitgeput
v.v.t.
  1. was uitgeput
  2. was uitgeput
  3. was uitgeput
  4. waren uitgeput
  5. waren uitgeput
  6. waren uitgeput
o.t.t.t.
  1. zal uitputten
  2. zult uitputten
  3. zal uitputten
  4. zullen uitputten
  5. zullen uitputten
  6. zullen uitputten
o.v.t.t.
  1. zou uitputten
  2. zou uitputten
  3. zou uitputten
  4. zouden uitputten
  5. zouden uitputten
  6. zouden uitputten
diversen
  1. put uit!
  2. put uit!
  3. uitgeput
  4. uitputtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitputten [znw.] Nomen

  1. uitputten (afmatten; vermoeien)
    le fatiguer; l'harasser; l'épuisement

Übersetzung Matrix für uitputten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fatiguer afmatten; uitputten; vermoeien
harasser afmatten; uitputten; vermoeien
s'affaiblir wegsterven
épuisement afmatten; uitputten; vermoeien afmatting; moeheid; ontkrachting; oververmoeidheid; uitputting; vermoeidheid; verzwakking
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
affaiblir aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden aftakelen; ontkrachten; ontzenuwen; verzwakken; weerleggen; wegglijden
atténuer aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden aftakelen; lenigen; ontharden; verlichten; vermurwen; vervriendelijken; verweken; verzachten; verzwakken; week worden; wegglijden; zachtmaken
dépérir afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien bederven; kwijnen; stukmaken; verbroddelen; verdorsten; vergaan; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkommeren; verkwijnen; verpesten; vervallen; verzieken; wegkwijnen; wegslinken
exténuer afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien
fatiguer afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien omroeren; roeren
perdre sa force aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden
s'affaiblir aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden kwijnen; tanen; verflauwen; verkwijnen; verslappen; wegkwijnen; wegslinken
épuiser aan kracht inboeten; afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden afbeulen; afjakkeren; afsloven; decimeren; dunnen; minder talrijk maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; ploeteren; sappelen; sloven; uitdunnen; verdorsten; wegkappen; zich afsloven; zwoegen

Wiktionary Übersetzungen für uitputten:




Verwandte Übersetzungen für putten uit