Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. pareren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für pareren (Niederländisch) ins Französisch

pareren:

pareren Verb (pareer, pareert, pareerde, pareerden, gepareerd)

  1. pareren (afweren; weren)
    parer; empêcher; écarter; défendre; dévier; détourner
    • parer Verb (pare, pares, parons, parez, )
    • empêcher Verb (empêchs, empêcht, empêchons, empêchez, )
    • écarter Verb (écarte, écartes, écartons, écartez, )
    • défendre Verb (défends, défend, défendons, défendez, )
    • dévier Verb (dévie, dévies, dévions, déviez, )
    • détourner Verb (détourne, détournes, détournons, détournez, )

Konjugationen für pareren:

o.t.t.
  1. pareer
  2. pareert
  3. pareert
  4. pareren
  5. pareren
  6. pareren
o.v.t.
  1. pareerde
  2. pareerde
  3. pareerde
  4. pareerden
  5. pareerden
  6. pareerden
v.t.t.
  1. heb gepareerd
  2. hebt gepareerd
  3. heeft gepareerd
  4. hebben gepareerd
  5. hebben gepareerd
  6. hebben gepareerd
v.v.t.
  1. had gepareerd
  2. had gepareerd
  3. had gepareerd
  4. hadden gepareerd
  5. hadden gepareerd
  6. hadden gepareerd
o.t.t.t.
  1. zal pareren
  2. zult pareren
  3. zal pareren
  4. zullen pareren
  5. zullen pareren
  6. zullen pareren
o.v.t.t.
  1. zou pareren
  2. zou pareren
  3. zou pareren
  4. zouden pareren
  5. zouden pareren
  6. zouden pareren
en verder
  1. ben gepareerd
  2. bent gepareerd
  3. is gepareerd
  4. zijn gepareerd
  5. zijn gepareerd
  6. zijn gepareerd
diversen
  1. pareer!
  2. pareert!
  3. gepareerd
  4. parerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für pareren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
défendre afweren; pareren; weren afweren; behoeden; behouden; beschermen; beschutten; in bescherming nemen; opkomen voor; van mening zijn; verdedigen; verweren; voorstaan; weren
détourner afweren; pareren; weren afkeren; afschepen; afwenden; afwentelen; afwimpelen; draaien; keren; omkeren; omleiden; teruggaan; wegsturen; wenden; zwenken
dévier afweren; pareren; weren afwijken; omheenloodsen; omleiden; vergroeien; verschillen
empêcher afweren; pareren; weren afhouden; belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; storen; tegenwerken; verhinderen; voorkomen; voorkómen; weerhouden
parer afweren; pareren; weren afweren; kleden; make-up aanbrengen; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optooien; optuigen; optutten; tooien; uitmonsteren; verdedigen; verfraaien; verluchten; verweren; weren; zich kleden; zich mooi maken; zich tooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren
écarter afweren; pareren; weren afdanken; afhouden; afkeren; afnemen; afwenden; afweren; afzonderen; ecarteren; evacueren; leegruimen; lichten; ontruimen; opensperren; spreidbeweging; terughouden; verdedigen; verplaatsen; vervreemden; verwaarlozen; verweren; verwijderen; wegbrengen; wegcijferen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken; weren

Wiktionary Übersetzungen für pareren:

pareren
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. retourner contre son adversaire les raisons, les arguments, les preuves dont il s’servir.