Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. opduikelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opduikelen (Niederländisch) ins Französisch

opduikelen:

opduikelen Verb (duikel op, duikelt op, duikelde op, duikelden op, opgeduikeld)

  1. opduikelen (opsnorren; opscharrelen)
    dénicher; dégoter; déterrer
    • dénicher Verb (déniche, déniches, dénichons, dénichez, )
    • dégoter Verb (dégotte, dégottes, dégottons, dégottez, )
    • déterrer Verb (déterre, déterres, déterrons, déterrez, )

Konjugationen für opduikelen:

o.t.t.
  1. duikel op
  2. duikelt op
  3. duikelt op
  4. duikelen op
  5. duikelen op
  6. duikelen op
o.v.t.
  1. duikelde op
  2. duikelde op
  3. duikelde op
  4. duikelden op
  5. duikelden op
  6. duikelden op
v.t.t.
  1. heb opgeduikeld
  2. hebt opgeduikeld
  3. heeft opgeduikeld
  4. hebben opgeduikeld
  5. hebben opgeduikeld
  6. hebben opgeduikeld
v.v.t.
  1. had opgeduikeld
  2. had opgeduikeld
  3. had opgeduikeld
  4. hadden opgeduikeld
  5. hadden opgeduikeld
  6. hadden opgeduikeld
o.t.t.t.
  1. zal opduikelen
  2. zult opduikelen
  3. zal opduikelen
  4. zullen opduikelen
  5. zullen opduikelen
  6. zullen opduikelen
o.v.t.t.
  1. zou opduikelen
  2. zou opduikelen
  3. zou opduikelen
  4. zouden opduikelen
  5. zouden opduikelen
  6. zouden opduikelen
en verder
  1. is opgeduikeld
  2. zijn opgeduikeld
diversen
  1. duikel op!
  2. duikelt op!
  3. opgeduikeld
  4. opduikelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opduikelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dégoter opduikelen; opscharrelen; opsnorren
dénicher opduikelen; opscharrelen; opsnorren opsnuffelen; uitvissen
déterrer opduikelen; opscharrelen; opsnorren graven; opdelven; opgraven; opvissen; scheppen; te voorschijn halen; voor de dag halen