Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. jureren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für jureren (Niederländisch) ins Französisch

jureren:

jureren Verb (jureer, jureert, jureerde, jureerden, gejureerd)

  1. jureren (in een jury zitten)

Konjugationen für jureren:

o.t.t.
  1. jureer
  2. jureert
  3. jureert
  4. jureren
  5. jureren
  6. jureren
o.v.t.
  1. jureerde
  2. jureerde
  3. jureerde
  4. jureerden
  5. jureerden
  6. jureerden
v.t.t.
  1. heb gejureerd
  2. hebt gejureerd
  3. heeft gejureerd
  4. hebben gejureerd
  5. hebben gejureerd
  6. hebben gejureerd
v.v.t.
  1. had gejureerd
  2. had gejureerd
  3. had gejureerd
  4. hadden gejureerd
  5. hadden gejureerd
  6. hadden gejureerd
o.t.t.t.
  1. zal jureren
  2. zult jureren
  3. zal jureren
  4. zullen jureren
  5. zullen jureren
  6. zullen jureren
o.v.t.t.
  1. zou jureren
  2. zou jureren
  3. zou jureren
  4. zouden jureren
  5. zouden jureren
  6. zouden jureren
en verder
  1. ben gejureerd
  2. bent gejureerd
  3. is gejureerd
  4. zijn gejureerd
  5. zijn gejureerd
  6. zijn gejureerd
diversen
  1. jureer!
  2. jureert!
  3. gejureerd
  4. jurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für jureren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
être membre d'un jury in een jury zitten; jureren

Wiktionary Übersetzungen für jureren:

jureren
verb
  1. intr|nld als jury optreden, beoordelen als jurylid



Französisch

Detailübersetzungen für jureren (Französisch) ins Niederländisch