Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. beknorren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für beknorren (Niederländisch) ins Französisch

beknorren:

beknorren Verb (beknor, beknort, beknorde, beknorden, beknord)

  1. beknorren
    réprimander; gronder quelqu'un
    • réprimander Verb (réprimande, réprimandes, réprimandons, réprimandez, )

Konjugationen für beknorren:

o.t.t.
  1. beknor
  2. beknort
  3. beknort
  4. beknorren
  5. beknorren
  6. beknorren
o.v.t.
  1. beknorde
  2. beknorde
  3. beknorde
  4. beknorden
  5. beknorden
  6. beknorden
v.t.t.
  1. heb beknord
  2. hebt beknord
  3. heeft beknord
  4. hebben beknord
  5. hebben beknord
  6. hebben beknord
v.v.t.
  1. had beknord
  2. had beknord
  3. had beknord
  4. hadden beknord
  5. hadden beknord
  6. hadden beknord
o.t.t.t.
  1. zal beknorren
  2. zult beknorren
  3. zal beknorren
  4. zullen beknorren
  5. zullen beknorren
  6. zullen beknorren
o.v.t.t.
  1. zou beknorren
  2. zou beknorren
  3. zou beknorren
  4. zouden beknorren
  5. zouden beknorren
  6. zouden beknorren
diversen
  1. beknor!
  2. beknort!
  3. beknord
  4. beknorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beknorren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gronder quelqu'un beknorren
réprimander beknorren aanmerken; aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; terechtwijzen; uitbrander geven; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen