Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- steek:
- steken:
-
Wiktionary:
- steek → maille, élancement
- steek → point, estocade
- steken → appliquer, introduire, mettre, piquer, poignarder, poser
- steken → ensacher, irriter, vexer, piquer, scruter, fureter, fouiller, poignarder, frapper d'un coup de couteau
Niederländisch
Detailübersetzungen für steek (Niederländisch) ins Französisch
steek:
-
de steek (messteek)
-
de steek (pijn in de zij)
Übersetzung Matrix für steek:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
coup | messteek; steek | beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; schop; slag; slok; smak; staatsgreep; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; trap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; voetbeweging; vuistslag; zet |
coup de couteau | messteek; steek | |
morsure | pijn in de zij; steek | bijten; happen in; knauw; toehappen |
piqûre | messteek; pijn in de zij; steek | hechting; hechting van een wond; injectie; injectienaald; injectiespuit; injectiespuitje; inspuiting; prik; spuit; spuitje; stiksel |
Verwandte Wörter für "steek":
steek form of steken:
-
steken (steken geven; prikken)
Konjugationen für steken:
o.t.t.
- steek
- steekt
- steekt
- steken
- steken
- steken
o.v.t.
- stak
- stak
- stak
- staken
- staken
- staken
v.t.t.
- heb gestoken
- hebt gestoken
- heeft gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
v.v.t.
- had gestoken
- had gestoken
- had gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
o.t.t.t.
- zal steken
- zult steken
- zal steken
- zullen steken
- zullen steken
- zullen steken
o.v.t.t.
- zou steken
- zou steken
- zou steken
- zouden steken
- zouden steken
- zouden steken
en verder
- ben gestoken
- bent gestoken
- is gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
diversen
- steek!
- steekt!
- gestoken
- stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für steken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
piquer | prikken; steken; steken geven | aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken |
Verwandte Wörter für "steken":
Verwandte Definitionen für "steken":
Wiktionary Übersetzungen für steken:
steken
Cross Translation:
verb
-
mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
-
Faire entrer une chose dans une autre.
-
placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
-
Traductions à trier suivant le sens
-
frapper, blesser, tuer avec un poignard.
-
placer, mettre sur quelque chose.
- poser → poseren; zitten; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; situeren; stationeren; aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• steken | → ensacher | ↔ bag — to put into a bag |
• steken | → irriter; vexer; piquer | ↔ nettle — to pique, irritate, vex or provoke someone |
• steken | → irriter; piquer | ↔ nettle — of the nettle plant etc., to sting causing a rash |
• steken | → scruter; fureter; fouiller | ↔ pry — to look where one is not welcome; to be nosey |
• steken | → poignarder; frapper d'un coup de couteau | ↔ stab — To pierce or wound with pointed object |